Je hoeft helemaal niet ziek te zijn om toch iedere dag een heilzame portie muziek te kunnen innemen. Daarom vindt je hier dagelijks een nieuwe post met muziek en een verhaal erbij, hopelijk met bemoedigend effect. Verwacht alle soorten muziek door elkaar: pop, jazz, klassiek, folk, rap, enzovoort...

Het schrijvers-team bestaat inmiddels uit Jeroen Swarte, Hoorwurm en Flower Ella; drie muziekliefhebbers met enige kennis van zaken, en een vriendelijke portie missionarissendrang.

dinsdag 31 maart 2020

Afrika

De verspreiding van het coronavirus gaat nietsontziend door. Voor een groot gedeelte komt dit door het gebrek aan een afdoende aanpak. Voor een ander gedeelte komt dit, of gaat dit nog komen, door de desinteresse en misdadige stupiditeit van leiders die hun eigen belangen belangrijker vinden dan het leven van degenen die hen gekozen hebben. De namen staan in de krant.
De aan het wankelen gebrachte Britse regering, de Paus alleen op een verlaten St. Pietersplein, pieken die nog moeten komen, geïnfecteerden die geen symptomen vertonen, nee het gaat nog niet goed.

Een continent waar men het hart voor vasthoudt is Afrika, de geboortegrond van ons allen.
Het virus begint daar nu in diverse landen voet aan de grond te krijgen, van noord tot zuid. Door een  gebrek aan geld en een gebrekkige gezondheidszorg (zie slavernij en wingewest) verwacht men dat het coronavirus daar talloze slachtoffers gaat maken. Ook kent Afrika de nodige dictators die slechts op hun miljarden en die van hun clan letten, hun namen staan nog niet in de krant. Hopelijk is er in de steden in midden-Afrika nog infrastructuur die  opgezet werd voor ebola en andere infectieziekten. Op het platteland zal het een andere verhaal zijn: hoe kun je je afzonderen in een krottenwijk/vluchtelingenkamp/dorpje, wat kun je doen als er niet genoeg water is om je handen te wassen, geen lokaal vervoer, geen kliniek. Het zijn niet per definitie de sterksten die de zwaarste lasten moeten dragen.
Vandaag dus Afrikaanse muziek. 

Het eerste nummer is de Elephant-hunting-song van de Mbuti pygmeeën. De pygmeeën kunnen ruwweg verdeeld worden in 3 geografische groepen en wonen (nog) in Centraal Afrika, in diverse geïsoleerde gebieden in en rond de Republiek Congo, van  Gabon tot Ethiopië.
De pygmee-cultuur is doordrongen van muziek met liederen voor ontspanning, speciale gelegenheden en  gezamenlijke activiteiten en gaat vele eeuwen terug. Hier zijn pygmeeën voornamelijk bekend door hun kleine gestalte, mogelijk teweeggebracht door een tekort aan vitamine D vanwege een gebrek aan ultraviolet licht in de regenwouden waar ze wonen. Pygmee-muziek heeft diverse westerse artiesten geïnspireerd, van Zap Mama tot Brian Eno (over wie nog wel eens een apart stuk komt).


Een West-Afrikaanse griot is een troubadour zoals de middeleeuwse minstreel. Hij/zij weet wat er speelt en is het levende archief van de tradities van het volk/dorp, zoals bij de Mandé volkeren. Vaak ook wordt de griot gezien als een leider vanwege zijn rol als adviseur van koninklijke personen. Door middel van liederen worden oude verhalen en tradities vastgelegd en van generatie op generatie doorgegeven. Dit kost vele jaren studie en is zwaar werk onder  de leiding van een leraar die vaak een vader of oom is.
In 2008 bracht Toumani Diabaté de CD ’The Mandé Variations’ uit. Toumani komt uit een een Malinese familie van griots en bespeelt de kora. In 1988 bracht hij zijn eerste album uit in het westen. In de jaren daarna werkte hij onder meer samen met Taj Mahal en Björk. In 2008 bracht Diabaté een instrumentale  kora cd uit getiteld ’The Mandé Variations’. Van dit album komt het nummer ‘Kaouding Sissoko’, een ode aan een andere kora bespeler.



Afrikaanse muziek heeft vele muziekstijlen over de hele wereld voortgebracht en beïnvloed, waaronder de Blues, Jazz, Latijns-Amerikaanse muziek, en westerse musici als Ginger Baker, Talking Heads en Paul Simon geïnspireerd. Als uitsmijter vandaag de samenwerking tussen Youssou N’Dour, Angelique Kidjo en Peter Gabriel onder de ogen van een vermoeide Mandela: ‘In your eyes’.


Andere bekende Afrikaanse musici zijn: Baaba Maal, de net overleden Manu Dibango, Fela Kuti, Rokia Traoré, Orchestra Baobab, Papa Wemba en Ladysmith Black Mambazo.

Hoorwurm

maandag 30 maart 2020

Mozarts 20ste pianoconcert

Soms moet je er gewoon maar het beste van maken. Daar kan de wereldbekende pianiste Maria João Pires over meepraten, toen ze tot haar afgrijzen het orkest een ander pianoconcert van Mozart hoorde inzetten dan ze had voorbereid. Voor een volle zaal publiek. Je ziet haar duizend doden sterven.
Kijk hier wat er gebeurde, en geniet van het sappige commentaar van dirigent Ricardo Chailly.



Nou is volgens mij het mooiste compliment dat je als (klassiek) musicus ten deel kan vallen woorden als: "het is alsof de muziek op dat moment ontstond", of "alsof jij het zelf improviseerde". Dat zijn bijzondere momenten. Als luisteraar wéét je dat de muziek soms al eeuwen bestaat, en door talloze musici is gespeeld en uitgevoerd. Je kunt zelfs de muziek noot voor noot mee hummen, en tijdens het luisteren precies weten wat er komen gaat. De musicus is in feite in het nadeel... iedereen weet al precies wat hij gaat spelen! En toch... ergens tussen de noten in, in het ademloze vacuüm tussen uitvoerende en luisteraar, gebeurt het soms. Wat dan? Nou... daar gebeurt het 'moment'. Daar waar de kracht van de muziek, de toewijding van de kunstenaar en onze ontvankelijkheid met elkaar 'uitgelijnd' zijn, daar is de ervaring dat we geraakt worden. We reageren zichtbaar, door stokkende adem, rugrillingen, tranen. En onzichtbaar weten we even dat tijd eindeloos is én stil kan staan, en dat we onszelf én de ander zijn. 

En dat is voor mij de kracht van het hierboven getoonde fragment. Je ziet hoe Pires even alles kwijt is: de noten, de zekerheid, het vertrouwen. De peptalk van Chailly heeft effect, maar wat je werkelijk ziet gebeuren is hoe zij de situatie volledig omarmt, nadat ze zegt "I can try", en nog een keer contact zoekt met een orkestlid. Op 3m03s buigt ze haar hoofd letterlijk, daalt in en luistert. We weten natuurlijk niet wat daar precies gebeurt in haar hoofd, maar gezien de uitkomst denk ik dat ze zich niet zozeer de noten probeert te herinneren, als wel de muziek zijn werk te laten doen. Haar eerste noten zijn aarzelend, zoekend, en dat is juist zo mooi... ze reageert écht op de inleiding van het orkest. Alsof ze het op dat moment zelf bedenkt. We zijn getuige van het her-scheppen van de wonderschone muziek van Mozart.

Het doet me ook denken aan een uitspraak van de Japanse pianiste Mitsuko Uchida: "Juist als je denkt dat je Mozarts muziek uit het hoofd kent, doet hij iets anders." Dat is een fascinerende paradox, maar daarom niet minder waar. Het is de mooiste schets van de kracht van Mozarts muziek, omdat het laat zien hoe de schijnbaar aangename en makkelijk naar de achtergrond te verbannen muziek tjokvol met duizelingwekkend originele wendingen zit, die, als je durft, je keer op keer nieuwe doorkijkjes en vergezichten voorschotelt. En wie is dan je beste gids? Iemand die de weg kent natuurlijk, maar die zich ook weer laat verrassen, raken, en verbinding zoekt met de muziek én met jou. 

En als ik dan het moment pars pro toto helemaal tot mythische proporties aan het opblazen ben, dan voeg ik er nog de volgende notie aan toe. Heldenverhalen hebben zonder uitzondering één overeenkomst: de held is, om zijn opdracht te vervullen, bereid te sterven. Die bereidheid is de voorwaarde om te overwinnen, of zelfs te kunnen leven. Herakles, Jezus, Luke Skywalker, en wijzelf in hun spiegel. Pires stierf duizend spreekwoordelijke doden, herrees en oversteeg zichzelf. Soms moet je er maar het beste van maken. En heel soms gebeurt er dan ook het beste.

Zou ik bijna de muziek zelf vergeten!
Mozarts twintigste pianoconcert is een van de mooiste van de 27 die hij er heeft gecomponeerd. Het is extra dramatisch, voor een deel door de mineurtoonsoort waarin het geschreven is. Maar ook door de enorme contrasten tussen het stuwende haast onheilspellende begin, waarin nog geen melodie te bekennen is, en de prachtige lyrische lieflijkheid van de thema's die door orkest en piano gespeeld worden. Het middendeel, de 'Romanze', is bedrieglijk eenvoudig, intiem en direct, en geeft het woord eerst aan de piano. Het laatste deel is weer superopgewekt en onbekommerd. Het driedelige concert eindigt met grootse slotakkoorden, even groots als het begin, maar qua stemming elkaars tegenpool, in majeur.
In 1785 was Mozart achter in de twintig, en had hij net de beslissing genomen om als zelfstandig kunstenaar zijn geluk te gaan beproeven. Als ZZP'er zeg maar. Dat is in deze tijd al moeilijk, maar in die tijd haast onmogelijk omdat het kunstenbeleid afhankelijk was van de goedgunstigheid van een uiterst grillige adel. Daarom bedacht Mozart een soort 'abonnementsconcerten', waarvoor hij dan iedere keer weer een pianoconcert zou schrijven en uitvoeren. Maar hij had het zo druk dat vaak alleen de orkestpartijen klaar en gekopieerd waren, en nog nat van de inkt op de lessenaars stonden. Mozart zelf had zijn pianopartijen wel in het hoofd... net als Maria João Pires.

Ik raad drie uitvoeringen van het hele pianoconcert aan. De versie van Pires vind je hier, enkel audio. Helaas is er geen opname beschikbaar van het hierboven besproken concert. Dan nog twee andere uitvoeringen, waarbij de pianist tevens de dirigent is. Zo deed Mozart dat ook, dirigenten waren er nog niet echt.
De eerste is van de immer solide Daniel Barenboim; hij speelt het prachtig, helder, de zachte passages zijn fantastisch van kleur, het tempo is gedreven, en iedere noot in al die parelende loopjes is er. 


De tweede is van Friedrich Gulda, die behalve in de klassieke muziek ook in de jazz actief was, en zich weinig gelegen liet liggen aan de klassieke hegemonie. Wél zo'n groot bewonderaar van Mozart dat hij wenste te sterven op dezelfde dag als zijn held. En zo geschiedde. Het zal duidelijk zijn dat Gulda een heel andere interpretatie van het concert geeft: geïnspireerd, maar of het een beetje stijlconform is zal hem worst zijn.


Tot morgen!


zondag 29 maart 2020

Hard times

Moeilijke tijden zijn van alle tijden. Oorlogen, misoogsten, overstromingen, sprinkhanenplagen, buren en ga zo nog maar een tijdje door. Sinds de savanne wordt de mens belaagd door het lot. 
De theoloog Reinhold Niebuhr kwam in 1933 met het gebed "God, geef me de sereniteit om te accepteren wat ik niet veranderen kan, de kracht om te veranderen wat ik wel veranderen kan en de wijsheid het verschil tussen beide te zien". Tegenwoordig worden we wel beknot in onze keuzevrijheid, maar keuzes -lastig, hartverscheurend- moeten nog steeds gemaakt worden. Daar kunnen we wel wat wijsheid bij gebruiken.

Een man die ook wat van miserie afwist is Stephen Foster. Hij staat bekend als ‘de vader van Amerikaanse muziek’ en is hier ook nog steeds bekend van liedjes als ‘Oh Susanna’ (kampvuur),  ‘Camptown races’ (kampvuur, Dave Brubeck) en ‘Swanee river’ (Bing Crosby). Foster schreef veel van zijn nummers voor minstrel shows, de in de 19e eeuw populair geworden variété voorstellingen waarin ook de nu terecht beruchte 'blackface characters’ optraden, witte mannen die zwart geschminkt werden en dan de rol van sukkel speelden voor de broodnodige lach. Foster probeerde de shows naar een hoger niveau te brengen en schreef in de jaren 1850 een toneelstuk voor de afschaffing van de slavernij. In 1864 overleed hij ten gevolge van een noodlottige, bloederige val.

In 1854 schreef Foster een nummer getiteld ‘Hard times’ dat grote bekendheid kreeg tijdens de Amerikaanse burgeroorlog, ook geen fijne tijd. Het gaat over een stap terugzetten, je bevoorrechte leventje te beschouwen, daardoor mededogen te krijgen met degenen die het minder hebben en dan toch met vertrouwen in beter de toekomst in te gaan. Klinkt bekend?
Het is geschreven als een ‘parlour song’, een lied dat bedoeld was om thuis uit te voeren. Deze uitvoering komt misschien in de buurt:


Ik heb het nummer in 1995 eens gehoord bij 'The Transatlantic Sessions’ (de muziekserie van de BBC die met tussenpozen tot 2013 liep en waarin bekende musici uit de akoestische hoek (country, folkmusic etc.) van beide zijden van onze oceaan met elkaar samenspeelden bij het haardvuur, ook op uw youtube) en dacht verder dat het een obscuur lied was. Maar toen ik laatst eens keek, bleek dat het elders bloody big is, waarschijnlijk ook in Japan. Van Dylan over Dolly Parton tot Springsteen, van koren over Mavis Staples tot The Chieftains, iedereen heeft het opgenomen maar de versie van Kate&Anna e.a. blijft voor mij toch wel de mooiste.


Een breekbare soloversie werd tegen het eind van zijn leven opgenomen door Johnny Cash. Cash was een getalenteerd mens: zanger , songwriter, acteur, auteur. Zijn carrière begon (volgens het apocriefe verhaal, later ontkend door Cash) met een bezoek in 1954 aan de beroemde Sun Records studio van Sam Phillips (zie Jerry Lee Lewis, Carl Perkins en Elvis). Cash wilde een contract en zong een paar gospelnummers, waarop Phillips zei dat hij geen gospel meer opnam en Cash aanraadde “to go home and sin, then come back again with a song I can sell". De carrière van Cash kwam later nog lekker op gang met hits als ‘Folsom prison blues’, ‘I walk the line’ en ‘Ring of fire’. Of het door dat zondigen kwam is niet bekend, maar Cash behield zijn leven lang een fascinatie voor de zelfkant en trad vele malen op in gevangenissen. Hoewel Cash een zeer gelovig mens was, werd hij zelf de nodige keren opgepakt vanwege misdrijven maar kwam nooit in de gevangenis, wat een klein wonder is gezien zijn liberale gebruik van alcohol, amfetaminen en tranquillizers. Het gebed van Niebuhr werd geadopteerd door 'Alcoholics Anonymous’ wat het bij Cash dan weer toepasselijk maakt. Cash droeg op de bühne altijd zwarte kleren, wat hem bij het publiek de bijnaam ’The Man in Black’ opleverde en bij zijn mede-musici ’The Undertaker’.


Waarschijnlijk door hem aangestoken bosbranden, zijn activisme voor Native Americans, bijbelkenner, Cash was een kleurrijk mens.

Hoorwurm

zaterdag 28 maart 2020

Jesus' blood never failed me yet

Thuis-quarantaine kan pas als je een thuis hebt waar je je achter de muren kan verschansen om virussen buiten, of als het te laat is, binnen te houden. Dat geldt niet voor dak- en thuislozen, die in een situatie zitten die in ons welvarende deel van de wereld eigenlijk niet zou moeten mogen. En het gaat om zo'n 40.000 mensen in Nederland.
Gelukkig werd het verstandige beleidsmakers in de zorg snel duidelijk dat de opvangcentra waar deze groep op aangewezen is, nooit aan de geldende richtlijnen van afstand houden en vaak handen wassen kunnen voldoen. Komt nog bij dat mensen zonder vast verblijfsadres moeilijker in de gaten te houden zijn, en dus moeilijker bereikbaar. 

Het is alle gemeenten in ons land nu opgedragen om voor een passende hoeveelheid slaap- en verblijfsplekken te zorgen, en quarantainelocaties in te richten. Sporthallen, vakantieparken... alles om maar verdere ongecontroleerde verspreiding van het gewraakte virus te voorkomen.
Zoals gezegd levert het Leger des Heils noeste inspanningen in deze kwestie, vanuit geloof en maatschappelijke betrokkenheid. Speciaal daarvoor is de actie 'Thuisblijven, hoe dan?!' in het leven geroepen. Ze vangen met hun organisatie 15.000 dak- en thuislozen op, en trekken nu ook hard aan de bel om aandacht te krijgen voor de problemen van dit moment, en om hulp te krijgen bij hun pogingen de nood te lenigen.

Daarom vandaag in het muzikaal vaccin aandacht voor een compositie die door componist Gavin Bryars in 1971 is gemaakt. Hij heeft een geluidsopname van een religieus lied, gezongen door een Londense zwerver (bijgenaamd 'Tramp'), van orkestrale begeleiding voorzien. Het lied is kort, slechts 13 maten, maar als het voortdurend herhaald wordt, groeit het uit tot een aandoenlijke en indringende mantra.
We geven Bryars zelf even het woord over de ontstaansgeschiedenis:

In 1971, toen ik in Londen woonde, werkte ik met een vriend, Alan Power, aan een film over het ruige leven in het gebied tussen Elephant and Castle en Waterloo Station. Tijdens het filmen begonnen sommige mensen dronken te zingen – soms stukken opera, soms sentimentele ballads – en eentje, die overigens helemaal niet dronk, zong een religieus lied "Jesus' Blood Never Failed Me Yet". Dit lied werd later niet in de film gebruikt en ik mocht alle ongebruikte delen meenemen, waaronder dit stuk.
Toen ik dit thuis speelde, merkte ik dat zijn gezang mooi gelijk liep met mijn pianospel, en ik maakte er een simpele begeleiding voor. Ik merkte ook dat het eerste deel van het lied – 13 maten lang – een mooie "loop" vormde die zich op een enigszins onvoorspelbare manier herhaalde. Ik nam de band mee naar Leicester, waar ik werkte op de afdeling Fine Art, en kopieerde deze op een continue geluidsband, erover nadenkend of ik er misschien een orkestrale begeleiding aan toe zou voegen. De deur van de opnamestudio opende naar een van de grote ontwerpstudio's en ik liet de band doorkopiëren, met de deur open, toen ik een kop koffie ging halen. Toen ik terugkwam, was de normaal erg rumoerige studio opeens onnatuurlijk ingetogen. Mensen bewogen zich veel rustiger door de studio dan normaal en sommige zaten op een stoel zachtjes te huilen.
Ik was verbijsterd, tot ik besefte dat de band nog steeds speelde en ze getroffen waren door het gezang van de oude man. Dit overtuigde me van de emotionele kracht van de muziek en van de mogelijkheden die door het toevoegen van een eenvoudige, maar geleidelijk evoluerende, orkestbegeleiding zou ontstaan die de nobelheid en het simpele geloof van de zwerver zou respecteren. Hoewel hij stierf voordat hij kon horen wat ik met zijn zang had gedaan, blijft het stuk een welsprekend maar ingetogen getuigenis van zijn geest en optimisme."
Bron: wikipedia

Het hypnotiserende effect van het lied bleef niet beperkt tot de studio waar het voor het eerst geklonken heeft. De oorspronkelijke versie (van 25 minuten) ging in 1972 in première, en werd in 1975 op vinyl uitgebracht. 



In 1993 werd een versie van 74 minuten (lees: CD lengte) uitgebracht, met aanvullende zang van Tom Waits, die zoals gewoonlijk wel raad weet met het 'zwerversgeluid', in zijn geval inclusief whiskey. Het mooie is dat de instrumentale begeleiding nog weer meer mutaties ondergaat onder de onveranderlijke stem van Tramp.

Maar in de jaren die daartussen liggen, en die nog volgden, zijn er meerdere choreografieën gebaseerd op de compositie, en verschillende bewerkingen gemaakt. Een heel curieuze indie-variant wordt door het experimentele collectief The Music Tapes ten beste gegeven, tijdens de altijd leuke Tiny Desk Concerts van de zender NPR music (ga daar grasduinen!). Het bedoelde fragment begint op 10m48s:


Tot morgen!

vrijdag 27 maart 2020

No milk today

De grootgrutters van het land hebben nieuwe maatregelen genomen ter bescherming van ons allen. Deurbeleid, spatschermen en geen contant geld. 27 soorten pindakaas, 34.8 strekkende meter bier en wijn, om maar niet te spreken van de hectoliters frisdrank, maken dat we een beetje de ruimte hebben in de lange gangpaden om elkaar gepast te passeren. Gelukkig is er een soort van vertrouwen over Nederland neergedaald en dat is niets te snel. Ik zag deze week nog een gapend gat in de stellingkast waar mijn favoriete merk hagelslag zou moeten staan. Maar dat staat in geen verhouding tot de grote pleepapier plundering van vorige week. En dat staat gelukkig in geen verhouding tot de compleet lege winkels in andere landen. Alsof er een kudde sprinkhanen doorheen gegaan was!

Maar laat  ons niet denken dat het nu een uitzonderingssituatie is. In de jaren zestig was het ook niet altijd makkelijk. Had je net een ons grutten in je mandje gedaan en sloeg je de hoek om op weg naar het zuivelschap, hing daar een groot bord: NO MILK TODAY! Ooit geprobeerd droge grutten weg te werken?

Dit bord inspireerde Graham Gouldman, bekend van o.a. ‘For your love’ (Yardbirds) , ‘Bus Stop’ (Hollies) en later lid van 10cc, tot het schrijven van de gelijknamige song. Het nummer werd in 1966 een grote hit voor Herman’s Hermits. De Hermits kwamen uit Manchester, hadden in 1964 hun eerste hit met ‘I’m into something good’, kregen ook een carrière in de USA en produceerden niet veel soeps meer na het vertrek van zanger Peter Noone in 1971, hoewel een groep onder die naam nog steeds bestaat. Het klokkenspel in het refrein was een idee van John Paul Jones, de bassist van Led Zeppelin.




Net bekomen van de schrik ga je door richting de groenteafdeling en daar staat dan een dame te schreeuwen: WHERE HAVE ALL THE FLOWERS GONE? Jaren zestig: 3 soorten groenten, 4 bloemen. 
Eigenlijk mag zo’n geintje als dit natuurlijk niet want het nummer is geschreven als een anti-oorlogslied, maar nood breekt wet. Pete Seeger, de Amerikaanse folk-artiest en sociaal activist, had in 1955 een vooruitziende blik en schreef er toen al een nummer over. De groten zijn hun tijd altijd ver vooruit! Seeger ging op z’n zeventiende bij een communistische jeugdvereniging en is zijn hele leven blijven vechten, middels zijn nummers en zijn activisme, voor de kleine man. Ook was hij een prominent lid van de burgerrechtenbeweging ('We shall overcome’). Bekende nummers van hem zijn: ’Turn, turn, turn’ (The Byrds) en ‘If I had a hammer’ (Trini Lopez). 




Denk je dat je alles gehad hebt, maar nee hoor. In de jaren zestig was het vaak behelpen en naast een schreeuwend gebrek aan wasmiddelen kraaien een paar lippen I CAN’T GET NO SATISFACTION. Zo kannie wel weer denk je, maar een paar weken later is het op de radio. Mick Jagger heet ‘ie en hij is van The Rolling Stones, een beatgroepje. Naast dat andere groepje werd dit groepje nogal bekend, dus daar hoef ik niks meer over te vertellen. ‘Satisfaction' stamt uit 1965 en is het nummer dat de Stones groot heeft gemaakt. 


P.S. In 2006 bracht Bruce Springsteen een bijzonder leuke tribute-cd uit met 13 nummers die door Pete Seeger populair werden: ’The Seeger sessions’. 




of




Hoorwurm

donderdag 26 maart 2020

I got plenty o'nuttin'

Iedere dag bel ik en mijn collega's een heel aantal cliënten om even te checken hoe het er mee is, nu een groot of klein deel van kun vertrouwde dagelijkse structuur en bijbehorende sociale contacten weggevallen is. De reacties zijn even verschillend als mensen zelf verschillend zijn; de een vertelt dat de rust fijn is (ook de rust op straat), en dat er eindelijk dingen opgepakt kunnen worden die bleven liggen. De ander heeft grote moeite zijn dagen in te vullen en mist onze dagbesteding nu al enorm. En vooral het contact met mensen om zich heen.
De vraag 'wat heb je nodig?' wordt ook door iedereen anders beantwoord, maar het antwoord leidt wel steeds naar dezelfde waarde: wat heb ik nodig om zin en betekenis te ervaren? Voor de een is dat de pas op de plaats om te reflecteren op zijn leven (dan is quarantaine heel behulpzaam), en voor de ander is het samen met anderen dingen ondernemen (wordt dus moeilijker in corona-tijden).

Een van de protagonisten uit de opera 'Porgy and Bess', de manke Porgy die zich ontfermt over de losgeslagen verslaafde thrillseekende Bess, woont in een arm vissersdorp waar een aantal sujetten vooral met gokken en geld bezig zijn. In het lied 'I got plenty o'nuttin' bezingt hij het inzicht dat als je niet hecht aan materieel bezit, je het minste zorgen hebt, en het gelukkigst bent. 
Hier is alvast de tekst van het eerste couplet, in het smeuïge engels dat kennelijk onder dergelijke omstandigheden werd gesproken:
Oh, I got plenty o' nuttin'
And nuttin's plenty for me
I got no car, got no mule
I got no misery
De folks wid plenty o' plenty
Got a lock on de door
'Fraid somebody's a-goin' to rob 'em
While dey's out a-makin' more
What for?
I got no lock on de door
Dat's no way to be
Dey kin steal de rug from de floor
Dat's okeh wid me
'Cause de things dat I prize
Like de stars in de skies
All are free

Een ruimhartige en opgeruimde ziel, die Porgy, die door deze heldere oriëntatie op zijn waarden en normen ook meteen weet wat hem te doen staat als Bess al weer ten prooi is gevallen aan de mannen die niets goeds met haar voor hebben, maar haar wel mee hebben gelokt naar New York. Porgy gaat haar onverwijld achterna, en daar eindigt dan ook de opera. Niks eind goed al goed.

Met dat open einde hebben de componist George en schrijver/broer Ira Gershwin zich willen distantiëren van de dwingende zoetheid van de musicals in die jaren '30, een genre waarin beide broers overigens ook ruimschoots hun sporen hebben verdiend. Nee, zeker George had ambities om ook 'echte' klassieke muziek te componeren, en serieus genomen te worden door zijn collegae. Maar toen hij compositieles van Maurice Ravel wilde hebben, vroeg deze retorisch: "Waarom zou je een tweederangs Ravel willen zijn als je een eersterangs Gershwin bent?" En vervolgens componeerde Ravel een prachtig pianoconcert dat overduidelijk schatplichtig is aan de jazzy muziek van Gershwin.

De opera werd voor het eerst opgevoerd in 1935, en is een opera omdat deze helemaal doorgecomponeerd is; ook alle dialogen worden gezongen (in het recitatief), wat een belangrijk verschil is met een musical, waarin de dialogen worden gesproken. Maar het is toch lastig om de vele hits uit Porgy and Bess 'aria's' te noemen, hoe genre-conform dat ook is. Het zijn songs, en een heel aantal heeft een weg gevonden naar het Great American Songbook, dat uitpuilt van de musical-liedjes, en van composities van latere jazzartiesten.
Uit deze opera stamt ook het lied 'Summertime' dat door iedere zichzelf serieus nemende jazzartiest uitgevoerd is. Maar ook het aandoenlijke duet 'Bess, you is my woman now', en het vileine 'It Ain't necessarily so' van onruststoker Sportin' Life. Allemaal songs die terecht in ons collectieve geheugen zijn beland.

Ongeacht wat je er verder ook in legt of uit haalt, I got plenty o' nuttin' is een vrolijk lied dat een prima combinatie vormt met het zonnige weer op dit moment. Hier is de opera-versie, in 1959 verfilmd, en later weer verboden door de erfgenamen van Gershwin.



Een beroemde samenwerking tussen Louis Armstrong en Ella Fitzgerald leidde tot een hele plaat met Porgy and Bess-bewerkingen. Hier hun onbedwingbaar swingende versie:



Tot morgen!







woensdag 25 maart 2020

I Don't Need No Doctor

Het muzikaal vaccin van vandaag is geschreven 
door medemuziekliefhebber Hoorwurm


Maandag zijn de coronamaatregelen door de regering weer verscherpt. We worden steeds meer met de werkelijkheid geconfronteerd en dat is niet prettig. Verveling en baaldagen liggen op de loer. Ook op maandag zag ik een rekenvoorbeeld op de BBC:

GEEN sociale isolatie:
als 1 persoon geïnfecteerd raakt en die persoon houdt zich niet aan de richtlijnen - hij/zij gaat nog bij familie/vrienden langs, moet echt nog even boksen/naar het strand etc.- dan heeft hij/zij na vijf dagen 2,5 andere mensen geïnfecteerd. Als die nieuwe besmettingen ook niet aan sociale isolatie doen, dan infecteren zij per persoon ook weer 2,5 anderen na 5 dagen. 
Na dertig dagen komt het totale aantal besmette personen dan op 406!

WEL sociale isolatie:
als 1 persoon geïnfecteerd raakt en die persoon blijft zoveel mogelijk thuis en houdt afstand bij het boodschappen doen etc., dan heeft die persoon na vijf dagen mogelijk 1,5 anderen besmet. Als die nieuwe besmettingen ook aan sociale isolatie doen, dan infecteren ze samen veel minder anderen die weer minder anderen besmetten en komt het totaal aantal geïnfecteerden na dertig dagen op 15!
Een wereld van verschil.

We zitten dus niet binnen passief uit onze neus te consumeren, neen, we zijn actief bezig om de epidemie te beteugelen. Keep up the good work! (alles moet tegenwoordig in het Engels schijnt het.)

In de huidige omstandigheden kunnen vroeger onschuldige titels een zeer negatieve lading krijgen. Denk aan ’Touch me’ van The Doors of ‘Reach out and touch (somebody’s hand)', de eerste solo-single van Diana Ross. Dit laatste nummer werd, samen met Josephine Armstead, geschreven door Ashford & Simpson, een songwriters team dat ook zelf lp’s uitbracht. 
Het volgende nummer werd ook door hen geschreven, maar werd een flop in hun uitvoering. Pas in de uitvoering van Ray Charles werd het een wereldwijde hit. ‘I don’t need no doctor', een liefdesliedje over iemand die precies weet waar de klachten vandaan komen: de afwezigheid van zijn geliefde, klinkt nogal aanmatigend in deze tijd waarin gezondheidswerkers en onderzoekers ons de weg moeten wijzen.

Ray Charles (1930-2004) wordt beschouwd als een van de groten in de populaire muziek, onder andere door het vermengen van diverse stijlen zoals jazz, blues en country. Hij had enorme invloed op andere artiesten van Van Morrison tot Joe Cocker, die wilde zingen als Charles. Hij had menige hit, succes over de hele wereld en werd overladen met prijzen; Charles kwam niet veel tekort. Hij had 12 kinderen bij 10 vrouwen, maar dat valt hem niet aan te rekenen want hij was blind vanaf z’n zesde.


Een andere versie is die van Steve Marriott. Marriott (1947-1991) vormde met de eveneens veel te vroeg overleden Ronnie Lane de kern van The Small Faces, bekend van hits als ‘Itchicoo park’ en het door Marriott geschreven ’Tin Soldier’. In 1969 verliet hij The Small Faces om met Peter Frampton Humble Pie te beginnen. Deze band hield zich meer bezig met bluesrock en ook enige Noorse en hard rock invloeden zijn in hun versie van ‘I don’t need no doctor’ te bespeuren. Alhoewel Marriott een heel leuk stukje gitaar kon spelen, komt dat er in dit nummer niet helemaal uit. Er staat nog meer van hem op utube.


Jazzgitarist John Scofield (1951) bracht in 2005 een hele cd uit met werk van Charles, getiteld “That’s what I say’.  Hij wordt, samen met Pat Metheny en Bill Frisell, beschouwd als een van ‘de grote drie’ van de laat 20ste eeuwse jazzgitaristen. Scofield speelde in de zeventiger jaren onder meer met Chet baker en Billy Cobham. Tussen 1982 en 1985 speelde hij met en bij Miles Davis en verder met zowat iedereen die er in de jazz toe doet. Ook heeft hij zijn eigen bands en langdurende collaboraties (zie Medeski, Martin & Wood). 


De liefhebber kan eventueel ook luisteren naar de originele jazzier single  



Stay at  home, use your phone.

Hoorwurm

dinsdag 24 maart 2020

Living Room Songs

De maatregelen zijn nog wat aangescherpt, en dat betekent dat we nog meer dan voorheen aangewezen zijn op onze meest persoonlijke omgeving: ons eigen huis, onze eigen huiskamer. Vandaar vandaag aandacht voor een bijzondere plaat, getiteld 'Living room songs' van de IJslandse muzikant Ólafur Arnalds
Meestal laat ik me niet zo makkelijk aanspreken door het zogenaamde 'neo-klassieke' genre. Niet te verwarren met het neo-classicisme aan het begin van de 20ste eeuw, waar componisten als Stravinsky en Prokofjev voorbije stijlperioden verwerkten tot een nieuwe modernistische stijl. Nee, de neo-klassieke stijl die de laatste jaren opgang maakt is muziek die zich op andere gronden baseert op de traditionele muziek. Het is instrumentale muziek die niet de korte spanningsboog van de popsong volgt, maar eerder de langere structuren zoekt, en daardoor het publiek in de mindset wil brengen die geassocieerd wordt met de effecten die 'gewone' klassieke muziek ook op ons heeft; meer rust en meer 'ondergaan'. Daar houdt de vergelijking overigens wel op, want verder hebben beide genres weinig met elkaar te maken. De structuur van de meeste neo-klassieke producties is veel intuïtiever dan die van klassieke composities. Dat neo-klassieke componisten zich vaak bedienen van synthesizerklanken is niet persé een verschil; er zijn ook veel modern klassieke componisten die daar gebruik van maken. Je zou nog enige stilistische verwantschap kunnen ontdekken met de minimal music van bijvoorbeeld Philip Glass, die over het algemeen wat kalmer is dan die van Steve Reich of John Adams. Je kunt overigens deze muziek ook onder 'ambient music' categoriseren, hoewel ook weer heel andere artiesten daartoe gerekend worden. 
Ach wat... hokjes.

Persoonlijk kan ik niet zo goed uit de voeten met de neo-klassieke componisten als Nils Frahm en Max Richter. Ook de 'nestor' en inspirator Ludovico Einaudi kan me niet bekoren, of zelfs het monumentale en vaak uitgevoerde 'Canto Ostinato' van Simeon ten Holt; voor mij mist het allemaal een essentieel element van spanning, van dis-klank, van ongemak, waardoor mijn eigen spanningsboog het al ver voor het slotakkoord begeeft. 

Maar Ólafur Arnalds is voor mij een schitterende uitzondering. Op de een of andere magische manier creëert hij .... tja .... spannende ontspannende muziek. Volkomen authentiek, wars van effectbejag maakt hij dromerige composities die lijken op te bloeien uit, en weer terug te keren naar de stilte, meestal met een eenvoudige setup van (huiskamer)piano (hoewel enigszins elektronisch gemanipuleerd) en een aantal strijkers.

In 2011 was Arnalds artist in residence in het Besiendershuis in de Nijmeegse benedenstad. Ik was er vroeg bij -hij begon wat bekendheid te krijgen- en heb ik hem bezig kunnen zien in een klein intiem concert, waarin hij voornamelijk met improvisaties en ideeën uit het publiek aan de slag ging. Niet allemaal even geslaagd en zeker niet zo uitgekristalliseerd als zijn albums, maar de aandacht en de vibe was bijzonder. 

Bekijk eerst dit filmpje waarin je Arnalds aan het werk ziet met de 'Living room songs', inderdaad in zijn huiskamer. Tussendoor vertelt hij er het een en ander over. Het geeft een mooi beeld van zijn manier van muziek maken.


De gehele 'Living room songs' zijn ook in spotify te beluisteren, maar hieronder vind je de YouTube-link. Geen beeld, alleen audio. Maar dat is precies waar deze muziek over gaat. Niet voor niets zijn in dit genre ligconcerten mateloos populair: alle stoelen uit de concertzaal gesloopt, overal comfortabele matjes en kussens, zodat je kan meedeinen op de golven van deze eindeloze muziek. 
Het virus maakt op dit moment de collectieve belevenis onmogelijk, maar ga in je eigen livingroom liggen, sluit je ogen, en je merkt het verschil niet eens.


Tot morgen!


maandag 23 maart 2020

La Campanella

In tijden van nood zijn de liefdadigheidsacties nooit ver weg. Nu al wordt er geld gevraagd op websites voor de bestrijding van het COVID-19 virus, of voor hulp aan getroffen families. Een aanstekelijke manier om aandacht te vragen en geld in te zamelen zijn liefdadigheidsconcerten. De combinatie van fijne muziek, betrokken artiesten, de massale toeloop en de ernst van de catastrofe kan de schenkingen behoorlijk doen oplopen. Dat werkt in ieder geval beter dan rond etenstijd met de collectebus langs de deur. 
En nu zijn we zelf een beetje rampgebied aan het worden, in goed gezelschap van een veelheid aan andere landen, die traditioneel niet tot de vaakst getroffen gebieden behoren. Rijke westerse landen die zichzelf meestal goed lijken te kunnen bedruipen, als we even de torenhoge staatsschulden niet meerekenen, en ook onze post-koloniale roofbouw en dito afhankelijkheid op arme landen buiten beschouwing laten.

In de recente muziekgeschiedenis is Live Aid in 1985 een mijlpaal in de liefdadigheidsconcerten geweest, waar naast inspirator Bob Geldof artiesten als Queen, Bowie en U2 acte de présence gaven om de hongersnood in Ethiopië te lenigen. De generatie babyboomers zal zich misschien ook nog The Concert for Bangladesh herinneren in 1971, waar initiators George Harrison en Ravi Shankar een soortgelijk doel hadden voor Bangladesh.

Uit tijden die we ons niet meer zelf kunnen herinneren zijn ook legendarische voorbeelden van liefdadigheidsconcerten. Bijvoorbeeld het concert op 20 april 1832, toen de illustere vioolvirtuoos Niccolò Paganini in Parijs een concert gaf, waarvan de opbrengst ten goede moest komen aan de slachtoffers van de cholera-epidemie die op dat moment heel Frankrijk teisterde, en die een half jaar later alleen al in de hoofdstad 18.000 levens had geëist.
De Italiaanse Paganini was een even enigmatische als griezelige verschijning, die door het 'Marfan Syndroom' akelig lange ledematen en vingers had gekregen, met als bedenkelijk voordeel dat hij technieken op zijn instrumenten wist te ontwikkelen die letterlijk ongelooflijk waren, en door tijdgenoten niet zelden voor het werk van de duivel werden aangezien. Daar kwam nog eens bij dat Paganini (letterlijk 'kleine heiden') zowel extreme rijkdom als bittere armoede heeft gekend, en door zijn gokverslaving zelfs zijn viool en nog wat vastgoed verspeelde. Paranoïde was hij ook nog, zodat hij voortdurend al zijn partituren met zich meesleepte, uit angst dat hem zijn intellectueel eigendom afhandig zou worden gemaakt door kwaadwillende sujetten.

Gek of geniaal, Paganini maakte diepe indruk op zijn publiek, en vierde enorme successen in heel Europa. Het bewuste concert in 1832 werd bijgewoond door een jonge Hongaarse pianist, genaamd Ferenc Liszt, of beter bekend als Franz Liszt. Hij schreef naar aanleiding van het concert aan een vriend en leerling van hem:

De hele nacht hebben mijn geest en vingers gewerkt als twee verloren zielen. Homerus, de Bijbel, Plato, Locke, Byron, Hugo, Lamartine, Chateau-Briand, Beethoven, Bach, Hummel, Mozart, Weber zijn allen om mij heen. Ik bestudeer ze, ik mediteer over ze, verslind ze vurig; en bovendien, ik studeer vier tot vijf uur met enkel oefeningen... Ah! Als ik niet gek word, zal ik een artiest zijn!

Het verhaal wil dat Liszt daar in die Parijse zaal, overweldigd door de waanzinnige techniek van die Italiaanse virtuoos op dat liefdadigheidsconcert, zichzelf en de wereld toezegde 'de Paganini van de piano te worden'. Historisch niet helemaal correct, maar de rest is hoe dan ook geschiedenis. Liszt ontwikkelde zich in de daaropvolgende jaren tot unieke pianoleeuw, en zou in de jaren '40 van de negentiende eeuw honderden steden in heel Europa platspelen met zijn eigen composities, voor publieke van honderden, soms duizenden mensen, waarvan een heel aantal vrouwen in zwijm vielen, door warmte, opwinding, of een combinatie daarvan. Liszt was een uitgekookt showman; hij hielp menig gerucht de wereld in omtrent de herkomst van zijn talent, de hoeveelheid romances die hij er op nahield en de bedragen die hij verdiende en uitgaf. Hij fakete regelmatig dat ook hem de opwinding teveel werd, en moest dan bevangen door een flauwte van het podium gedragen worden. Een borrel en een hartelijke schaterbui in de artiestenfoyer 'hielpen' hem er weer bovenop, en de maestro kon weer plaatsnemen achter de vleugel. De toevoeging "-mania" is toen al bedacht: Lisztomania. 

Na tien jaar was het toeren door Europa in hobbelige koetsen hem echt te veel geworden. Hij streek neer in Weimar, concentreerde zich op het lesgeven, waar hij nooit een cent voor vroeg. Hij had het verder druk met het high society-leven dat onder leiding van zijn met zij geliefde prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein aan een heuse hofhouding deed denken. De enige concerten die hij nog gaf waren -jawel!- liefdadigheidsconcerten, voor slachtoffers van overstromingen en andere natuurrampen.
Nog later trad hij toe tot de Franciscanen in een klooster onder de rook van het Vaticaan, nadat hij zijn beide kinderen in korte tijd had verloren en hem keer op keer niet werd vergund te trouwen met zijn geliefde prinses.

Liszt besefte zijn schatplicht aan Paganini, en bewerkte een aantal van zijn composities voor piano. 'La Campanella' (het klokje) is een pianoversie van het derde deel van Paganini's tweede vioolconcert uit 1826 (vanwege rechten even doorklikken naar YouTube):


Liszt componeerde eerst een piano-improvisatie hierop in 1838, bedoeld voor zichzelf om op het podium zijn publiek mee te verbijsteren:



In 1851 schreef hij een nieuwe versie, technisch iets minder veeleisend, hoewel dat in dit geval wel heel relatief is; deze stukken behoren tot de moeilijkste in de pianoliteratuur. Deze versie is de bekendste gebleven, en is een favoriete toegift van veel pianisten geworden:




Tot morgen!

zondag 22 maart 2020

You'll never walk alone

Het zal weinigen ontgaan zijn; de actie van 3FM-dj Sander Hoogendoorn die 183 radiostations er wereldwijd toe aanzette tegelijkertijd het liedje 'You'll never walk alone' te draaien, om iedereen die de crisis bestrijdt een hart onder de riem te steken. Hier een impressie:



Mooi moment natuurlijk. Het is een iconisch nummer geworden dat is komen te staan voor de kracht die we kunnen putten uit de wetenschap dat we er niet alleen voor staan, hoe moeilijk het ook mag worden. Of het feit dat het nummer door voetbalclubs als eendrachtshymne wordt gebruikt in dat plaatje past, kan misschien beter door voetballiefhebbers worden beoordeeld. Want ook toen de pas vrijgelaten Mandela na een ereconcert dit lied spontaan hoorde aanheffen, en hij vroeg wat dat voor lied was, gaf iemand de uitleg "Een voetballiedje".

Toch was het zo niet meteen bedoeld. Veel mensen gaan er vanuit dat Gerry and the Pacemakers het zelf hadden geschreven toen ze het voor hun FC Liverpool zongen, maar het nummer was toen al bijna 20 jaar oud. 
Oorspronkelijk is het een song van het beroemde schrijversduo Rodgers and Hammerstein uit de musical 'Carousel' (1945), en wordt het gezongen door Netty die daarmee Julie moed inzingt omdat ze net haar man heeft zien doodgaan. Julie kan het op dat moment om invoelbare redenen zelf nog niet zingen. Tamelijk melodramatisch geacteerd, hoewel het lied wel heel effectief is als het op het einde van de film weer gezongen wordt door iedereen, nu ook door Julie, aangemoedigd door de geest van haar overleden man die daarna eindelijk rustig kan gaan hemelen, wetend dat zijn vrouw het wel gaat redden zonder hem. Beide scènes, hier in de filmversie uit 1956, zijn hier achter elkaar geplakt.


Vanaf 1945 zijn er talloze artiesten geweest die het hebben gezongen en uitgebracht, waaronder de grootste namen in verschillende genres: Frank Sinatra, Barry Manilow, Aretha Franklin, Doris Day, Louis Armstrong, Kiri te Kanawa, Mahalia Jackson, Roy Orbison, Mario Lanza, Elvis Presley, The Three Tenors, Die Toten Hosen, Alicia Keys.... en om artiesten van eigen bodem niet over te slaan: André Hazes, André Rieu, Davina Michelle, en natuurlijk Lee Towers die het als rechtgeaarde Feyenoorder succesvol aan zijn club wist te koppelen, in navolging van Liverpool.

De steunende boodschap in de tekst, de opgaande lange zanglijnen en het uitgestelde slotakkoord geven ons kennelijk allemaal een gevoel van hoop en vertrouwen. Dat een soulzangeres als Patti LaBelle daar wel raad mee weet bewijst het volgende filmpje. Want hoewel het is opgenomen in het roemruchte Apollo-theater in New York (als je daar eens bent, ga er een show zien!), het zou zo een kerkdienst kunnen zijn met deze right-in-your-face-geloofsbelijdenis! De vocale (en fysieke) vrijheid van LaBelle is hoe dan ook indrukwekkend, en verbijstert zelfs een aantal leden van het koor.


Helemaal aan de andere kant van het expressieve spectrum zit een oude Johnny Cash, die enkel begeleid door een kerkorgel een breekbare en doorleefde versie van het lied laat horen.


Bijzonder hoe een lied uit een musical op deze manier uitgroeide tot een hymne van verbinding.

Tot morgen!

zaterdag 21 maart 2020

Aquarius

In een interessante mailwisseling onderzochten we onze kijk op de gebeurtenissen, en hoe deze te duiden. Dat kwetsbaarheid in onze samenleving tot nu toe vooral een persoonlijke aangelegenheid was; we worden ziek, verliezen een dierbare of gaan failliet. In het beste geval reden om mee te leven met de ander, maar niet om zijn eigen leven er door te laten vertragen. Nu daalt wellicht het besef in dat we als samenleving in zijn geheel veel kwetsbaarder zijn dan we tot nu toe hebben willen weten. Misschien zijn we in paniek, maar dan wel in hetzelfde schuitje.  

In de mail refereerde ze ook aan het nieuwe Aquariustijdperk, dat verandering zou betekenen, en waarin meer plek voor onze intuïtie zou zijn. Wie weet.

Het woord 'Aquarius' wierp mij vooral een heel eind terug in de tijd, naar de tijd dat ik de platenkast van mijn ex-hippie-ouders aan het ontdekken was. Tussen Beatles, Moody Blues, Pink Floyd en Gordon Lightfoot vond ik 2 versies van de rockmusical Hair: de originele off-Broadway versie uit 1967 en de filmversie van Milos Forman uit 1979. Beiden zijn ze totaal anders, en beiden heb ik grijsgedraaid. De musicalversie is rauwer, slordiger, poppy, terwijl de filmversie cleaner is, maar ook veel funkier. En die stemmen.... oh wow... wat een soul!

De musical tikte alle controverses aan die voor die jaren exemplarisch waren: rassendiscriminatie, drugs, sex, homosexualiteit, generatiekloven, autoriteitsconflicten, you name it. De Broadwaymusical is eerder een collage van scenes rond een hippie-vriendengroep in het Amerika van de jaren '60. In de film is Claude de hoofdpersoon, een all-American guy from the midwest, die opgeroepen wordt om te dienen in de Vietnam-oorlog. In New York verzeilt hij in een groep hippies en leert hij een heel andere kant van het leven kennen, en wil niet meer naar de oorlog. Ze verzinnen een list, maar die mislukt, met als resultaat dat zijn beste vriend en pacifist Berger per ongeluk in Claudes plaats naar Vietnam gaat, en daar op 22 jarige leeftijd sneuvelt.
Zoals Forman het verhaal herschreef voor de film, zo heeft iedereen het recht gekregen het verhaal aan te passen, en steeds opnieuw relevant te maken in deze tijd. Dat houdt de boodschap levend.

Ook de muziek is tijdloos. Galt MacDermot bleek een begenadigd componist, die zonder precedent een overtuigende 'American-tribal-love-rock-musical' wist neer te zetten, met muziek die aansloot bij de generatie waar de musical ook over ging. Een verschil met The sound of music of zelfs The Westside Story van Leonard Bernstein, die overigens was gevraagd voor de productie van Hair, maar al snel wegliep omdat het volgens hem alleen maar gezongen boodschappenlijstjes waren.
Nou, boodschappenlijstjes voor een rijke dis, lijkt me! Met als ingrediënten pop, rock, soul, funk, gospel, Afrikaanse muziek, musicalmuziek, jazz. En dat alles gelardeerd met teksten die even vindingrijk als provocatief waren. Ik heb het me altijd goed laten smaken.


Toen ik 16 was zag ik Hair in het Amsterdamse Carré. Ik heb het allemaal met glinsterende ogen gevolgd, en even beschroomd als gretig ging ik op de traditionele uitnodiging in om tijdens het laatste 'Let the sun shine in' met z'n allen op het podium te komen dansen; de zogenaamde Be-in. Zo wordt het wel lastig om niet naar vroegere tijden terug te verlangen!


Alle nummers zijn op spotify en youtube te vinden, dus ik laat het hier even bij het eerder genoemde 'Aquarius', het openingsnummer. Wel in beide versies. 

De musicalversie is enkel audio, 




maar de filmversie geeft een indruk van de hippietijd, met de nodige visuele humor:



Terug naar het zogenaamde aquariustijdperk. Ik heb het even nagekeken: deze tijdperken nemen zo'n 2150 jaar in beslag. En of je nou wel of niet te porren bent voor een zienswijze die zich makkelijk laat associeren met het New Age-gedachtegoed, overgangen tussen dergelijke tijdperken zullen ook wel even de tijd nodig hebben. Persoonlijk denk ik dat de wereld een stuk beter af is met wat meer non-conformiteit, filantropie, waarachtigheid, doorzettingsvermogen, menselijkheid en besluiteloosheid (zie hier). 

In dezelfde mailwisseling stelde ik dat ik niet zo geloof in een kosmische planning, laat staan een goddelijke. Maar wellicht groeien we met zijn allen toch naar een iets verstandiger fase, waarin we ons meer bewust zijn van onze kostbare kwetsbaarheid. 

Tot morgen!

vrijdag 20 maart 2020

Wo zwei und drei versammlet sind

Waar je ook gaat, overal wordt gevraagd afstand te houden. Ook gisteren op mijn werk is er nog maar eens benadrukt dat we met maximaal 3 collega's in een ruimte mogen zijn, en afstand moeten houden. Nou, op onze nieuwe enorme locatie zou dat niet zo'n probleem hoeven zijn, maar het levert wel ongemakkelijke momenten op, of gewoon wat gegrinnik als we ons realiseren toch weer met teveel bij elkaar te zijn. Samenwerken is het leukst als je het ook samen kan doen.

Ik moest denken aan de betoverende aria 'Wo zwei und drei versammlet sind' van Johann Sebastian Bach, een lied als onderdeel van een van zijn kerkelijke cantates. Hij schreef er zo'n 350 in totaal, en deze cantate 'Am Abend aber desselbigen Sabbats' heeft voor het eerst geklonken in 1725, op Quasimodogeniti, de eerste zondag na Pasen. Bach was toen 40 jaar, en werkte toen al weer zo'n 2 jaar in Leipzig waar hij het grootste deel van zijn kerkelijk werk componeerde. Nog eens 2 jaar later zou hij zijn grootse Matthäus-Passion aan de wereld schenken.

Deze aria begint met de woorden 

Waar 2 of 3 tezamen zijn in Jezus' dierbare naam
Daar komt Jezus in hun midden en spreekt daar het Amen

Nou ben ik zelf niet gelovig, maar ik moet zeggen dat juist Bachs werken mij aan de rand van mijn atheïstische overtuigingen brengen. Ik ben niet de enige, getuige het feit dat er meer mensen een duur kaartje kopen voor de Matthäus-Passion in plaats van een gratis plekje in de paasmis te bezetten.
Hoe dan ook, meer spiritueel dan religieus zou je kunnen zeggen dat waar verbinding is tussen mensen, er inspiratie ontstaat. 

En dan toont Bach zich de grootmeester van de muzikale symboliek, door de instrumentale begeleiding van een klein ensemble zo te kneden dat tekst en betekenis weerspiegeld worden in de muziek. Dat begint al in het 'recitatief' dat aan de aria vooraf gaat, waar beschreven wordt hoe de discipelen angstig bijeen zitten (luister naar de onrustige begeleiding), totdat Jezus binnenkomt (hoor hoe de muziek tot rust komt).
De aria zelf is voor alt-stem, kan zowel mannelijk of vrouwelijk, die wordt omspeeld door twee hobo's die elkaar steeds prachtig imiteren, en heel soms even samenvallen. Hier kun je een uitvoering van de Nederlandse mannelijke alt Maarten Engeltjes beluisteren, met handige ondertiteling.


Waarschijnlijk is het openingsdeel van de cantate, de 'sinfonia', oorspronkelijk bedoeld als eerste deel van een concert voor twee hobo's, en de aria zou dan het tweede deel hebben kunnen worden. Vervolgens kreeg een aantal stukken nog een plek in de wereldlijke cantate 'Der Himmel dacht auf Anhalts Ruhm und Glückuit 1718, om uiteindelijk te belanden in deze cantate. In het volgende filmpje vertelt de eminente Jos van Veldhoven over de cantate:


De aria sluit af met de woorden

Want wat uit liefde en nood gedaan wordt
Dat verstoort de orde van de Allerhoogste niet

Dat de maatregelen uit nood genomen zijn mag duidelijk zijn. Maar dat de liefde niet vergeten wordt is te zien aan de vele behulpzame initiatieven die op dit moment overal ontspruiten. Bewust van onze eigen en elkaars kwetsbaarheid ontstaat er belangeloze hulp: boodschappen voor ouderen, online lessen voor scholieren, oude laptops inzamelen voor digibeten om deel te kunnen nemen aan het verkeer waar het coronavirus nou juist geen vat op heeft.
Daar waar verbinding is, ontstaat iets.... iets moois.
Alle reden om goede moed te houden.

Tot morgen!