Je hoeft helemaal niet ziek te zijn om toch iedere dag een heilzame portie muziek te kunnen innemen. Daarom vindt je hier dagelijks een nieuwe post met muziek en een verhaal erbij, hopelijk met bemoedigend effect. Verwacht alle soorten muziek door elkaar: pop, jazz, klassiek, folk, rap, enzovoort...

Het schrijvers-team bestaat inmiddels uit Jeroen Swarte, Hoorwurm en Flower Ella; drie muziekliefhebbers met enige kennis van zaken, en een vriendelijke portie missionarissendrang.

zondag 31 mei 2020

Hildegard von Bingen 1

Hildegard von Bingen was een bijzonder begaafde vrouw, meer dan bijzonder zelfs én veelzijdig. Ze was een mysticus en kloosterlinge; een Duits Benedictijnse abdis (=hoofd van een abdij). Ze was onder meer actief op het gebied van religie, kosmologie, geneeskunst, voeding, filosofie, poëzie, geologie, plantkunde, kunst en linguïstiek; en last but not least haar muzikale kwaliteiten. In 2012  wordt Hildegard door Paus Benedictus XVI officieel heilig verklaard.
Hildegard is in 1098  als tiende kind geboren in een adellijk gezin. Op 3-jarige leeftijd begint ze visioenen te krijgen. Op 8-jarige leeftijd wordt ze door haar ouders aan de kerk gegeven als offer. Dat was normaal in die tijd bij vooral adellijke families dat het tiende kind geofferd werd. Ze komt onder de hoede van Jutta, een kluizenares die vlak tegen het klooster van Disibodenberg woonde. Een kluizenaar genoot veel aanzien in die tijd; daar had iedereen respect voor en was het summum van spiritualiteit. Jutta leefde een leven van ascese, gebed, zingen en handenarbeid, ze leerde Hildegard de psalmen in het Latijn te lezen en te interpreteren. Jutta begreep haar en was liefdevol. Zij was op de hoogte van de visioenen. Jutta en Hildegard verblijven enkele jaren in een kluis bij het klooster. Hildegard werkte overdag in de ziekenboeg en ’s avonds ging ze weer terug naar haar kluis. Jutta verbleef daar altijd. Daarna legt ze de geloften als Benedictijnse non af. Jutta sterft in 1136 en Hildegard wordt unaniem gekozen tot haar opvolgster en wordt ze eveneens abdis. 
Hildegard nam de monnik Volmar in vertrouwen, die later haar secretaris werd. Ze dicteert haar wijsheid en Volmar schrijft het op. En dan te bedenken dat vele boeken in kleitabletten, een soort lei, geschreven zijn. In 1141 ontvangt Hildegard een oproep/stem van boven om haar visioenen op te schrijven. Ze bood eerst weerstand, werd erg ziek en uiteindelijk ontving ze het bevel tot schrijven. Haar werk "SCIVIAS" (Ken de wegen) werd geboren. Ze schreef zelf dat ze uit nederigheid eerst niet durfde te schrijven. Ze wilde de goedkeuring en vroeg Bernardus van Clairvaux om de paus te bemiddelen. Dit lukt, ze kan met de goedkeuring van de kerk haar werk voortzetten. Zelfs de paus leest uit haar werk voor. In 1148 zijn een aantal van haar muzikale composities in Parijs bekend. Ze verlaat Disibodenberg om een gemeenschap te stichten op de Rupertsberg in Bingen. Rond 1150 verhuist Hildegard samen met Volmar en een select gezelschap van adellijke nonnen naar het door haar gestichte nonnenklooster in Rupertsberg. De toeloop van vrouwen voor haar klooster is zo groot, dat zij in 1165 een dochterklooster opent in Eibingen. 
Ze componeerde muziek die haar tegenwoordig opnieuw beroemd maakt. Deze muziek is net zo afwijkend van het gebruikelijke als haar andere werken en vormt in feite een geheel eigen tak aan de boom van het Gregoriaans. Ze vond ook een eigen, alternatief alfabet uit. Zo tonen haar teksten en composities haar aanpassing van het middeleeuwse Latijn met zelfbedachte woorden en vervoegingen. In 1178 kwam ze in moeilijkheden doordat ze een kennis in gewijde grond had begraven. De kerk eist dat hij verwijderd wordt uit de sacrale grond. Hildegard is ervan overtuigd dat hij verzoend is met God door de biecht en weigert dat. Het klooster krijgt een verbod opgelegd: de zusters mogen niet meer musiceren, het opdragen van de heilige mis is verboden en het verbod op het luiden van de klok, een buitenproportionele straf die 1 jaar later door een hogere kerkelijke autoriteit, de aartsbisschop van Mainz werd terug gedraaid.  Op 17 september 1179 stierf Hildegard op de leeftijd van 81 jaar. De aanwezigen meldden dat op dat moment vanuit de hemel een helder licht op haar sponde viel, zoals ze zelf in een visioen had waargenomen. 81 jaar is een uitzonderlijk hoge leeftijd, daar in die tijd de gemiddelde leeftijd 33 jaar was. 
Hildegard wilde mensen via de muziek naar God brengen. Ze zegt: “Muziek is God” en “God is muziek”. Muziek brengt hemel en aarde bij elkaar. Liturgie = muziek. Ze gebruikt alle toonhoogtes, zowel in de lage als in de hoge, soms met veel melismen, notenslierten op één lettergreep. Ze vond niet dat ze componeerde, maar gewoon dat ze geluiden/tonen bij elkaar bracht. Ze heeft geschreven wat muziek voor positieve invloed heeft.
Door de hernieuwde belangstelling van de middeleeuwse Kerk is er voor Hildegard van Bingen, in het bijzonder voor haar muziek, heel wat interesse. Zij schreef ongeveer 75 gezangen voor de liturgie op basis van haar visioenen. Ze zette meer dan 70 van haar gedichten op muziek, de wonderkracht van 60 edelstenen wordt bezongen; een repertoire dat tot de uitgebreidste onder de middeleeuwse componisten behoort. Veel van haar werk is verloren gegaan, door de oorlog; er zijn nog handgeschreven werken in verschillende Europese landen.
In 2012 waren er 3 avonden in Nijmegen “Zelf Hildegard zingen”. Ik was erbij. In de flyer staat: “Mystieke teksten werken op dubbele wijze in op de ziel. De muziek zelf is al een directe ingang naar het hart” en we wisselen uit wat de tekst ons doet. Het boeide mij uitermate. Daarna heb ik de film “Vision”, van Margarethe von Trotsen over Hildegard’s leven, gezien en gekocht. De film begint met de zelfpijniging van de broeders, zichzelf geselen met een zweep, tot bloedens toe om te boeten voor je zonden. Jutta deed ook aan zelfpijniging; Hildegard vroeg regelmatig waarom ze dat deed en heeft het zelf nooit gedaan. 
Laten we maar snel naar de muziek gaan:

Over de schepping. Ik weet niet goed wat het rechter meisje erbij doet; ze heeft wel een viool vast en doet er niets mee. 
De volgende video is hetzelfde nummer en is instrumentaal met gitaar en dwarsfluit

De volgende muziek is instrumentaal en je ziet ook een aantal van haar kunstwerken. 

Voor de liefhebber die wat langer Hildegard wil beluisteren; deze hieronder duurt iets langer dan 1 uur. 


Tot de volgende Hildegard.


Flower, Ella

zaterdag 30 mei 2020

Verslag luistergroep #1

We kunnen dus weer van start met de activiteiten op "H-tien", het conglomeraat van dagbestedingsprojecten van de RIBW. Maar wel onder strikte voorwaarden. We beginnen bijvoorbeeld met kleine groepjes van 6 deelnemers, die bij de voordeur worden gecheckt op temperatuur, en die met ontsmette handen rechtstreeks doorlopen naar de activiteit waar ze verwacht worden. 
Ondanks de nogal kunstmatige gang van zaken, was de sfeer toch enthousiast; iedereen, ondergetekende incluis, was blij elkaar weer te zien en weer iets samen te kunnen doen.
Het betekent ook dat een deel van de 'normale' groep niet kon deelnemen, en dus tot volgende week, of zelfs de week daarna moet wachten om naar de luisteractiviteit te kunnen komen. Om de 'thuisblijvers' te laten weten wat we op vrijdagmiddag in de groep besproken en beluisterd hebben, doe ik in dit blog steeds op zaterdag verslag. Vandaag dus de eerste.

Ik besloot om het programma maar open te laten. Ik heb zelf altijd genoeg achter de hand, maar ik was vooral benieuwd naar de muziek die de afgelopen periode betekenis heeft gekregen: steun, optimisme, bezinning... maakt niet uit.
Marc noemde meteen een liedje dat hem steeds door het hoofd speelde toen hij in de lege stad was; het liedje 'Ghost Town' van The Specials. Eigenlijk gaat het nummer uit 1981 over de werkloosheid in Engeland, en de staat waarin de verpauperde binnensteden waren, en de woede daarover. 


Maarten vertelde dat hij veel had pianogespeeld in de afgelopen periode. Het verbaasde hem soms dat hij het boek van het 'Wohltemperierte Klavier' van Johann Sebastian Bach kon openslaan, en dat hij dan nog steeds bladzijden tegenkwam die hij nooit had gespeeld. Hij blijft de préludes en fuga's spelen. Hier nr. 12 uit het eerste boek, in F mineur, gespeeld door Andrei Gavrilov.


In een playlist van spotify kwam Els een nummer van Joy Division tegen dat haar herinnerde aan haar jeugd in de tachtiger jaren: 'Love will tear us apart'. Konden we even terugmijmeren naar de middelbare schooljaren waarin de 'New Wavers' een in het zwart geklede groep op het plein was.


Tijd voor een sfeerswitch. Ellen vertelde erg onder de indruk te zijn van het tweede deel van het concert voor 2 piano's van Francis Poulenc, waar ik een vlog over heb gemaakt. Heel bijzonder en apart vond ze het, er zat iets 'ave-rechts' is (vond ik een erg leuke term). We hebben de versie van de broertjes Jussen beluisterd, waarbij de discussie ook nog even ging over of Arthur of Lucas nou de leukste van de twee was... (en wie is eigenlijk de oudste?)


Tamelijk associatief bracht ik naar aanleiding van het voorgaande het tweede deel van een vioolconcert van Sergej Prokofjev te berde. Het heeft voor mij dezelfde helderheid, gecombineerd met stemmen van het orkest die daar af en toe haaks op lijken te staan. En een prachtige melodie. 
Hier is het hele (tweede) vioolconcert, gespeeld door onze eigen Janine Jansen.


Tot slot had Ans een leuke afsluiter van deze middag, met een optreden van Sven Ratzke. Wat is Ratzke eigenlijk?, vroegen we ons hardop af... cabaretier, performer, stand-up comedian, zanger, ... vanalles dus. De meesten kenden hem al van zijn vrijwel jaarlijkse optredens tijdens de Vierdaagsfeesten in Nijmegen.
Hier zingt hij 'Life on Mars' van David Bowie, van een optreden in het Amsterdamse Concertgebouw samen met het Metropole Orkest.


Hopelijk geeft dit een indruk van deze eerste luistermiddag. Het is onmogelijk om alle gesprekken weer te geven. Volgende week zaterdag kun je de tweede beschrijving van de middag hier lezen. Tot die tijd verschijnen er dagelijks andere verhalen over muziek van ondergetekende, en van Hoorwurm en Flower Ella.

Tot volgende week!

vrijdag 29 mei 2020

Neil Young 1

Neil Young. Need I say more? Ik ben bang van wel en ik zal het dan ook niet laten. Young (Toronto 12-11-1945), als regisseur/producer ook bekend als Bernard Shakey en onder fans als ‘Ome Neil’, gaat al een tijdje mee. Zijn hoogtijdagen liggen in de vorige eeuw, maar uw Hoorwurm is niet te beroerd om ’s mans kwaliteiten tot in den treuren te behandelen, voor jong en oud.

Ruim 40 studio-albums; filmmuziek (o.a. “Dead Man” van Jim Jarmusch); samenwerkingen, o.a. met CSN (Crosby, Stills, Nash) en Pearl Jam; bijdragen bij o.a. The Monkees, Emmylou Harris, Joni Mitchell, Nils Lofgren etc., schepper van bloedmooie muziek, schepper van lekkere ruige muziek, schepper van teringherrie, milieuactivist, voorvechter van de rechten van Native-Americans, schrijver van 2 autobiografieën, activist voor de kleine boer (o.a. Farm Aid), fondsenwerver voor de Bridge School voor zwaar gehandicapte kinderen, mede-eigenaar van 7 aan model-treinen gerelateerde patenten, autogek... Neil heeft niet stilgezeten gedurende zijn leven.

Ik weet nog niet hoe ik het aan ga pakken dus het zal wel uitdraaien op de manier die Young voor zijn biografie gebruikt; beetje van dit/dat, beetje hap-snap, flashbacks en “oh ja”s etc..

Naast zijn 40+ studioalbums zijn er nog de uitgebrachte en niet uitgebrachte studio- en live-opnames uit zijn archief. Neil is bezig met een serie cd’s en boxen die uiteindelijk weer in de tientallen gaat lopen “The Neil Young Archives”. Singer-songwriter, country-rock, folk-rock, hard-rock, garage-rock, psychedelische-rock, R&R, hij doet het allemaal en altijd op zijn eigen manier. En ja, af en toe (de jaren ’80 b.v.) slaat hij de plank mis. Samen met zijn karakteristieke stemgeluid maakt dat, dat je hem altijd wel herkent.
We beginnen dan maar met een opname uit die serie, om er in te komen. Een opname uit 1985, uitgebracht in 2011, ‘Grey Riders’:



Young ontmoette Stephen Stills voor het eerst in Thunder Bay, Canada in 1965 toen ze daar met hun toenmalige bands optraden. Hoewel ze door de jaren heen de nodige keren met ruzie uit elkaar zijn gegaan houdt hun vriendschap al een leven lang stand. Aan het einde van die tour viel de band van Stills uit elkaar en ging hij terug naar de westkust van de VS waar hij een tijd werkte als sessiemuzikant (o.a. bij The Monkees). In 1966 gaat een opnamecontract voor de band van Young, The Mynah Birds, niet door en samen met de bassist koopt hij een lijkwagen (een Pontiac, voor de volledigheid) en gaat richting westkust VS, op zoek naar Stills. En dan, op woensdag 6-4-1966 (voor de volledigheid), komen Stills en Young elkaar tegen op Sunset Boulevard LA. 
Buffalo Springfield was geboren. 
De nu legendarische band maakte drie lp’s. Naast 'For What It’s Worth’ van Stills, komen de andere twee meest bekende nummers van Young. 
Van hun tweede lp “Buffalo Springfield Again” uit 1967, ‘Broken Arrow’:


Van dezelfde lp, de herkenningsmelodie van Tineke bij radio Veronica, ‘Expecting To Fly’:


Zo, de kop is eraf. Op naar Neils eerste solo-lp “Neil Young” uit 1968. De lp wordt niet goed ontvangen, mede door een codeersysteem (?) waardoor je stereo platen zou moeten kunnen afspelen op mono apparatuur maar waardoor ook het geluid verslechterde. En Neil was al zo onzeker over zijn zang.
Twee memorabele nummers van deze eerstgeborene, het rocknummer ’The Loner’:


en het inventieve ’The Old Laughing Lady’:


Om af te sluiten nog even terug naar Buffalo Springfield. Een lekker gedreven versie (1998) van Young’s ‘Mr Soul’ door Stephen Stills, een perfect voorbeeld van Neil’s rafelrock:


Hoorwurm

donderdag 28 mei 2020

Youri Egorov

Er zijn veel romans waarin muziek een belangrijke rol speelt, en ik lees ze graag. Het is een manier om de niet te verwoorden kracht van muziek toch te beschrijven, door de invloed er van op mensen en (soms historische) gebeurtenissen concreet en voorstelbaar te maken. 
Vandaag, 28 mei, zou de Russische pianist Youri Egorov zijn 58ste verjaardag gevierd hebben, ware het niet dat hij slechts 33 jaar was toen hij in 1988 in Amsterdam overleed. De schrijver Jan Brokken schreef 20 jaar daarna het boek 'In het huis van de dichter', waarin hij zijn persoonlijke herinneringen optekende aan een tijd dat hij goed bevriend was met Egorov. Via Brokkens ogen maken we kennis met Egorov, en lezen we zijn levensverhaal.

Egorovs leven begint in de Russische stad Kazan, waar hij al vroeg blijk geeft van uitzonderlijke muzikaliteit. Vanaf kinderleeftijd staat zijn leven in het teken van de muziek en van de piano. Als hij internationale bekendheid krijgt en voor een concert in Italië is besluit hij asiel aan te vragen. Hij vreest voor zijn leven (en dat van zijn familie) als in Rusland bekend wordt dat hij homoseksueel is. Tijdens de asielprocedure zit hij vast in een Italiaanse gevangenis, waar hij op kleine papiertjes een dagboek schrijft. Die korte teksten lezen we terug in het boek. Haast toevallig kiest Egorov voor Amsterdam als hij vrijgelaten wordt en een nieuwe bestemming moet kiezen. En zo raakt zijn korte persoonlijke geschiedenis vervlochten met die van ons land.

Jan Brokken schrijft vanuit zijn eigen herinneringen, maar maakt daarin maximaal ruimte voor de persoon van Youri Egorov. Ze waren buren in de Amsterdamse grachtengordel, waar Jan hem door het open raam Chopin hoorde studeren. Pas bij een concert realiseerde hij zich dat de pianist zijn buurman was. Er ontstond een vriendschap met Egorov en nog een aantal anderen, die op een organische manier centraal staat in de loop van het boek.
Egorov (zeg: Jegórov) wordt beschreven als een zachtaardige hypergevoelige jongeman, die alle antennes op schoonheid gericht heeft, en zich laat dragen door de vriendschap van de Amsterdamse kring om hem heen. Maar ook andere kanten van zijn persoonlijkheid en levensloop worden indringend geschetst; zijn grilligheid, zijn neurotisch en destructief gedrag. Brokken schrijft in een mooie mix van persoonlijke betrokkenheid en toeschouwer zijn Egorovs slopende concertpianistenbestaan, zijn gevecht met verslavende middelen, zijn aftakeling door de fatale ziekte aids en zijn beslissing tot euthanasie. 

Naar aanleiding van dit boek leest de schrijver fragmenten voor op speciaal georganiseerde avonden. Daarbij speelde de pianist Marcel Worms pianostukken die in de fragmenten beschreven werden, of die in het leven van Egorov een rol speelden. 
In een villa hier in Nijmegen was een keer zo'n concertlezing, en omdat ik een bekende was van het organiserende echtpaar, was ik gevraagd om de blaadjes om te slaan bij Marcel Worms, die hierbij betrokken was omdat hij zelf nog les had gehad van Egorov. Hoe dat in zijn werk was gegaan vertelde Marcel tijdens een etentje bij een andere gelegenheid waar we disgenoten waren. Hij was na een recital de kleedkamer van Egorov binnengelopen, en had gewoon gevraagd of hij les kon krijgen van Egorov. Dat kon wel. Zo simpel kan het soms zijn. 
Ex-student van Egorov Marcel Worms speelde, voorheen vriend van Egorov Jan Brokken vertelde... het bracht de geschiedenis van de bijzondere pianist nóg dichterbij dan het boek 'In het huis van de dichter' al gedaan had. 

Marcel Worms vertelt hier, in deze kakelverse corona-proof livestream "hommage aan Youri Egorov", het hele verhaal nog eens in zijn eigen woorden. En speelt hij de composities die hij ook bij de concertlezingen met Jan Brokken speelt. 


Natuurlijk geven we ook het woord aan Youri Egorov zelf, met een registratie van een TV-recital in 3 delen. De lichtheid en helderheid waarmee hij speelt is ongelooflijk. Eerst 'Carnaval' van Robert Schumann:


Dan de achtste pianosonate van Sergej Prokofjev:


Tot slot "La Campanella" van Franz Liszt, waar ik al eerder over heb geschreven in dit blog.


Tot morgen!

woensdag 27 mei 2020

Prélude in C van Bach

Ik maak graag nog eens reclame voor de geweldige podcasts 'Bach van de Dag' van Frank de Munnik. En dan, in het kader van mijn eigen verhaal, zijn podcast over de prélude in C van Bach. Daarin vertelt hij over de herkomst van de eerste prélude uit het eerste boek van het 'Wohltemperierte Klavier', dat samen met het tweede (gelijknamige) boek tot de absolute canon van de klassieke pianoliteratuur hoort. De Munnik vertelt hoe die eerste simpele prélude waarschijnlijk een eerste probeersel is geweest van zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann, bij wijze van oefening, en hoe Bach met een aantal verbeteringen daar een compositie van maakte die tegen de eeuwigheid bestand bleek. En hij laat ook horen hoe de latere componist Charles Gounod de prélude integraal heeft gebruikt voor een 'religieuze melodie', die later weer voorzien werd van de woorden van het 'Ave Maria'. Als je het hoort denk je: "Oh ja!"

Ik ken de prélude uit mijn hoofd (niet zo moeilijk), ben er mee opgegroeid (zoals elke pianist) en blijf me verwonderen over de perfecte eenvoud. Eigenlijk toch een vreemd fenomeen, bedacht ik me naar aanleiding van de podcast, dat sommige noten, hoe goed je ze ook kent, je toch kunnen blijven boeien en zelfs verrassen. Over die luisterervaring zometeen wat meer.

Maar eerst nog wat andere wetenswaardigheden over het 'Wohltemperierte Klavier', kortweg WTK, die niet in de podcast zijn vermeld. Voor de liefhebber.
In Bachs tijd was het stemmen van instrumenten niet zo eenvoudig, en 'stemming' was onderwerp van diepgaand wetenschappelijk debat. Er waren verschillende stemmingen, verschillende frequentieverhoudingen op basis waarvan bijvoorbeeld een klavecimbel (de piano was er nog niet) werd 'getuned', en op basis waarvan er samengespeeld kon worden. In Bachs tijd was de 'middentoonstemming' gangbaar, waarbij een aantal getalsverhoudingen strikt werd aangehouden. Dat had als probleem dat de ene toonsoort zuiver kon klinken, maar een andere toonsoort knettervals. Je moest dus steeds 'omstemmen' voor een ander stuk.
De 'welgetempereerde stemming', ontwikkeld door ene Andreas Werckmeister, bood ongekende voordelen. Nog steeds klinken toonsoorten onderling verschillend, maar geen enkele was nog knettervals. Tegenwoordig hanteren we de 'gelijkzwevende stemming', die ons inmiddels in staat stelt de ene toonsoort exact als de andere toonsoort te laten klinken. 
Bach componeerde boek I in 1722 en boek II in 1742. Beide boeken bevatten in iedere toonsoort, zowel in majeur als in mineur, korte tweeluiken van een prélude plus een fuga. Een prélude (voorspel) is een vrije vorm, anything goes, en een fuga is juist een hele strenge intellectuele vorm, waarin één melodie (thema) de basis is voor een complex meerstemmig vlechtwerk.
Elke boek telt dus 24 koppels van préludes en fuga's.

De eerder besproken prélude in C majeur (de witte toetsen-toonsoort) is de eerste, en technisch de makkelijkste. Eigenlijk zijn het alleen maar akkoorden zonder melodie. En toch... magisch. Die magie is (voor mij) deels verklaarbaar uit de subtiele wisselingen in de tonen die deel uitmaken van de gespeelde akkoorden, waardoor het een spel van langzaam verschuivende schakeringen wordt, met een zo lang mogelijk uitgesteld slotakkoord. Je wordt ongemerkt en toch onontkoombaar van de ene maat naar de volgende geleid, en de werking van de 'anticipatie' is enorm krachtig.

Komen we bij de luisterervaring. Je zou zeggen dat de verrassing er wel een beetje vanaf is als je precies weet welke noot de volgende is. Maar ik merk juist een toenemend luisterplezier als ik weet welke noten er gaan komen. En hoe aandachtiger ik luister (even niks anders doen en gewoon alleen maar luisteren), hoe meer verrassing en gemoedssprongetjes ik meemaak tijdens het luisteren. Wat gebeurt daar? 
Ik zou het volgende kunnen vermoeden. Muziek luisteren is (oppervlakkig beschouwd) een passieve activiteit; er komt een stroom als muziek herkenbaar geluid op je oren af, en die geven dat door aan je hersenen, die het omzetten in iets begrijpelijks. Nou is wel bekend dat vooral muziek maken, maar ook (passief) muziek luisteren een behoorlijke brain work-out is. Nogal wat hersengebieden blijken ingeschakeld te worden als er muziek verwerkt moet worden: klank, ritme, tijdstructurering, anticipatie, emotie en soms (de neiging tot) lichaamsbeweging.... dat klinkt meteen al wat minder passief, toch?

Tot zover de de wetenschap.
Mijn ervaring is dat als ik de prélude beluister, ik niet alleen het precieze moment hoor wat op dát precieze moment langs trekt, maar dat ik -omdat ik het zo goed ken- ook het moment dat achter me ligt en het moment dat nog moet komen in mijn luisterervaring betrek. Dat gaat maar om secondes, maar dat maakt het luisteren meteen veel actiever en .... gestuurder. Het fascineert me al lang hoe je met je aandacht op het moment zelf kan/moet zijn (waar in de tijd kun je anders zijn?), terwijl je met diezelfde aandacht tegelijkertijd voor- en achteruit kijkt. Bij het musiceren is dat essentieel; je hoort dat een musicus weet waar hij mee bezig is door de manier waarop hij de volgende noot/beweging/maat/frase voorbereid met de vorige. Wanneer je hetzelfde doet als je luistert, dan creëer je als het ware de muziek mee met degene die de muziek daadwerkelijk speelt. En dat is een meer autonome luisterpositie dan wanneer je de muziek alleen maar over je heen laat komen. 

Is dat allemaal belangrijk? Nee. Ja. Het weekt de luisterervaring los van het onvermijdelijke oordeel "vind ik het mooi?". Ik denk dat dat belangrijk is omdat er veel muziek is die je beter moet leren kennen om een oordeel te vormen, en niet meteen een oordeel te hebben. Het is met muziek net als met mensen. Is het erg als je die muziek nooit leert kennen? Nee. Loop je nieuwe en spannende ervaringen mis? Ja. Is dat erg? Nee. Ja. 

Hier de prélude en fuga in C, gespeeld op de piano. Oordeel zelf :)



Maar Bach schreef het dus voor klavecimbel.



En hier het 'Ave Maria' van Gounod. Je kunt veel versies vinden met orkest waarin de oorspronkelijke prélude van Bach nauwelijks meer herkenbaar is. Deze versie is begeleid door gitaar, met de prachtige stem van Kathleen Battle.



Tot morgen!

dinsdag 26 mei 2020

The Kinks 3

Ja, ik weet het, weer veel te lang geen Kinks. Dit is de laatste aflevering en daarom wat gefragmenteerd. We zitten in 1968 en de Kinks brengen “The Kinks Are the Village Green Preservation Society” uit, de eerste van drie concept-albums. The Kinks worden bestempeld als de meest Engelse van de jaren ’60 bands en deze lp is een van de redenen. De “Village Green” is een stuk grasland in of naast een dorp of stad(swijk), liefst nog met een eendenvijver, waar ’s zomers ook cricket gespeeld kan worden. Deze lp gaat over het verdwijnen van die sociale plekken en de tradities (zelf jam maken, stoomtreinen etc.) en personen die daar bij horen. Vreemd eigenlijk dat een vent van 24 in een van de hipste bands van de wereld vast gaat leggen wat hij ziet verdwijnen, datgene wat hij wil bewaren. Dat vond men toen ook, want de lp verkocht voor geen meter. Een tijdje geleden zag ik een documentaire over deze lp waarin bands als XTC, Blur en Oasis vertelden dat juist deze lp van grote invloed was geweest op hun muziek, dus de waardering is er nu wel. Ook moeten we vast stellen dat vanaf deze lp de grote hits (op ‘Lola’ na) uitblijven. De lp’s worden belangrijker dan de singles. Ray creëerde zijn eigen geïdealiseerde maatschappij met een geïdealiseerde ’Animal farm':


Het jaar daarop komen ze met "Arthur, Or the Decline and Fall of the British Empire”, die de periode van Queen Victoria (1837-1901) tot en met de periode na de tweede Wereldoorlog beslaat. Weer geen succes, maar uit de USA komen wel positieve geluiden van de critici: 
Greil Marcus also praised the record, and said: "Less ambitious than Tommy, and far more musical ... Arthur is by all odds the best British album of 1969. It shows that Pete Townshend still has worlds to conquer and that The Beatles have a lot of catching up to do.
Het was de bedoeling om “Arthur” uit te brengen als een soundtrack bij een film of toneelstuk van Granada TV, maar dat ging niet door.
Het volgende nummer ‘Shangri-La’ is een kantelpunt in het midden van de lp en gaat over de hoofdpersoon Arthur die nu in een nieuw rijtjeshuis woont, met binnenwc en radio, als in een paradijs of koninkrijk waar hij het voor het zeggen heeft, maar die verwurgd wordt door de rekeningen en de hypotheek.


Vanaf eind 1969 mogen de Kinks weer in de VS optreden, wat hen wat meer armslag geeft, maar Woodstock (het uithangbord van de rock) was al voorbij. Dat kostte heel wat aandacht.
En nu gaan we er snel doorheen.

In 1970, komt “Lola Versus Powerman and the Moneygoround, Part One” bekend van ‘Lola’, hier in de live-uitvoering uit 1980:


1972 ziet de geboorte van “Everybody’s in Showbizz”, een van mijn persoonlijke favorieten. Één kant live-opnamen in Carnegie Hall (met de halve lp “Muswell Hillbillies” uit 1971), met blazers en al, en één kant met studio-opnamen, waaronder het prachtige ‘Celluloid Heroes’:


Collega Swarte grossiert in anekdotes, tijd dat ik er ook een tegenaan gooi. Twee jaar geleden werd een tante van me 90. Feest dus. Een neef kon daar niet bij zijn omdat in Los Angeles zat. Wel had hij een filmpje gestuurd. Blijkt dat je daar van die sterrentegels kunt laten maken, waardoor aan het eind van het filmpje Bing Crosby geflankeerd werd door Tante Virgenie. And rightly so!

Van 1973 t/m 1976 vormt Ray de band om tot een theatergroep, met acteurs en zo, en brengt in 3 jaar 4 lp’s uit. In 1973 wordt Ray depressief na de scheiding met zijn vrouw, vertelt het publiek in een stadion vanaf het podium dat hij “fu*cking sick of the whole thing” is, neemt een overdosis en komt in kritieke toestand in een ziekenhuis terecht. De kwaliteit van zijn werk laat de eerste 2 lp’s daarna te wensen over, maar in 1975 komt een andere favoriet: “Soap Opera’. Het verhaal gaat over een ster die de plaats inneemt van een gewone man om die te kunnen becommentariëren maar in die rol verdwijnt. Zwak verhaal, maar dat komt wel vaker voor bij opera. De observaties en de muziek in diverse stijlen maken veel goed. Wordt neergesabeld door de kritiek, maar ach. Het geheel is dit keer wel voor tv opgenomen en kun je hier vinden.

Een speciaal voor u geselecteerd nummer, ‘Face in the Crowd’, vindt u hieronder:


Daarna volgen nog een paar lp’s die goed gewaardeerd worden, waaronder “Sleepwalker” met het montere ‘Jukebox Music’:


En de dansnummers ‘Don’t Forget to Dance’ en ‘Come Dancing’   

worden nog goeie hits, maar na ’79 gaat het bergafwaarts in succes en kritiek, hoewel het in de VS nog meevalt door de hardrock stijl die de groep zich tijdelijk aanmeet en door de (post)-punk generatie die Kinks nummers coveren (Jam, Knack, Van Halen etc.). 

De laatste cd dateert van 1993 en The Kinks komen voor het laatst bij elkaar op de 50e verjaardag van Dave op 3-2-1997 in the “Clissold Arms” pub in Fortis Green, Noord Londen tegenover de straat waar de broers opgroeiden en de plek waar ze voor het eerst optraden. 

Ray Davies hervindt zijn inspiratie en brengt in 1998 zijn tweede solo-cd uit en laat die volgen door 5 eveneens zeer goed ontvangen andere (behalve dan “See My Friends”, de lp met oude hits uitgevoerd met sterren als Metallica, Springsteen en Jackson Brown, die niet echt hoefde; u ziet dat uw Hoorwurm de keiharde kritiek niet schuwt en dat daarom al het voorgaande getuigt van een afgewogen oordeel). Wel is het zo dat ik door deze serie wat uitgebreider naar de Kinks en hun teksten gekeken heb en dat mijn waardering zeker niet verminderd is.

Er gaan bevestigde geruchten, sinds 2018, dat de broers bezig zijn met een nieuw Kinks album.

Tips:
In concert 1973  met hits en o.a. begin en eind van “Village Green" 



Ray Davies “NY Choral Concert” 2009 met o.a. een mooie uitvoering van ’See My Friends"


Ray Davies Glastonbury 2010   


Hoorwurm

maandag 25 mei 2020

De zusjes Labèque

Vanaf de eerste jaren dat ik met de piano aan de gang ging, ruim 40 jaar geleden, had de combinatie van 2 piano's mijn speciale belangstelling. Mijn pianojuf Marijke gaf mij toen voor mijn verjaardag een LP met daarop ragtimes bewerkt voor deze combinatie, gespeeld door Katia en Marielle Labèque. Deze Franse zusjes speelden zo goed, mooi en swingend, en zagen er ook nog zo goed, mooi en swingend uit, dat alle werken voor 2 piano's een extra glanzende dimensie kregen. Wat heb ik die plaat grijsgedraaid.

Geloof het of niet, het waren overigens niet alleen maar de bevallige zusjes die mijn aandacht trokken. Ook het ragtime-genre sprak me zo aan dat ik zelf ook een aantal ragtimes ging componeren. Eentje, inderdaad voor twee piano's, speelde ik samen met mijn toenmalige liefde op mijn toelatingsexamen voor het conservatorium in Den Haag. Dat ik werd aangenomen door Theo Bruins zal neem ik aan daar niet zoveel mee te maken hebben gehad, maar dat mocht de pret niet drukken; het was een van de mooiste dagen van mijn leven waarop ik het gevoel had even onbekommerd de toekomst op me af te kunnen laten komen.


Diezelfde onbekommerdheid spreekt uit de ragtimes die door de Labèques op vinyl waren vastgelegd. De bekendste ragtime, voor iedereen die niet meteen weet hoe dat klinkt, is The Entertainer van Scott Joplin. Hier een oorspronkelijke versie op pianola, zo'n automatische piano met van die ponsrollen er in.




En hier is de bewerking die de Labèques uitvoerden. Je zult de verschillen snel genoeg horen. 

 

Ragtime is een samentreksel van 'ragged time' wat zoiets als 'gescheurd' betekent. Dat slaat op het 'syncopische' ritme dat veel tegenritmische accenten kent. De stijl klonk uit handen van Joplin in onze oren misschien nog wat braafjes, maar ze heeft een gigantische invloed gehad op de ontwikkeling van de jazz. Pianisten als Jelly Roll Morton, Fats Waller en Thelonious Monk bedienden zich zich substijlen en bijbehorende technieken als stride, stomp en cakewalk, en ook in de swing en dixieland klinkt de ragtime van weleer nog duidelijk door. In dezelfde jaren trok de ragtime ook de aandacht van klassieke componisten, zoals Claude Debussy en natuurlijk Igor Stravinsky. Van de laatste kun je hier 'Piano-Rag-Music' uit 1919 beluisteren, waarin hij weer prachtig de ragtimekenmerken inzet om een typisch stravinskiaans stuk te creëren.


Toen de zusjes Labèque in het Concertgebouw in Amsterdam kwamen spelen, ik vermoed in 1984, waren we daar natuurlijk als de kippen bij. Ze speelden het concert voor 2 piano's en orkest van Francis Poulenc (zie mijn vlog over dit geweldige stuk), en als toegift gaven ze een aantal van de ragtimes ten beste. Ik kon mijn geluk en bewondering niet op. 
Hier kun je de hele plaat 'Gladrags' beluisteren. Voor de helft zijn het ragtimes van Scott Joplin die we kunnen zien als de belangrijkste ragtimecomponist. De andere helft zijn ragtimes van andere componisten, ook heel virtuoos en gaaf om te horen. 


Overigens hebben de Labèques veel meer muziek op hun CV gezet. Muziek voor twee piano's maakt maar een betrekkelijk klein deel uit van het totale repertoire, dus spelen ze veel bewerkingen van grote klassieke composities. Klik op de links om bij de YouTuberegistraties terecht te komen. Ze staan in willekeurige volgorde.
Verder zoeken ze ook contact met eigentijdse (pop)muzikanten zoals met Thom Yorke, Bryce Dressner, Haika Mutil. Het is niet moeilijk nog meer voorbeelden te vinden op YouTube!

Tot morgen!

zondag 24 mei 2020

Wagners Ring

"Wagner heeft enkele goede momenten, maar vele slechte kwartieren", verzuchtte componist Gioachino Rossini na een bezoek aan een van zijn opera's. En hij kon het weten, want zijn eigen opera's zijn altijd geroemd vanwege het sterke stuwende drama. Aan de andere kant... de megalomane componist Richard Wagner is een van de meest beschreven historische figuren, dus lijkt het me te makkelijk zijn muziek af te serveren als saai.
Wat is dan de magie van Wagners werk? Waarom reserveren zijn fans kaartjes voor een van zijn opera's in het Wagnerheiligdom in Bayreuth, waar de wachtlijsten zo'n 7 jaar lang zijn? 
Ik kan de vragen vast niet bevredigend beantwoorden, maar ik zal zeker een poging wagen.

Wagner is in ieder opzicht een romantisch 19de eeuwse kunstenaar. Hij leefde van 1813 tot 1883, zodat hij het geboortejaar deelt met die andere grootste operacomponist: Giuseppe Verdi. En zijn sterfjaar is ook niet onbelangrijk, omdat Wagner toch nog wel eens als een nazimaatje van Hitler gezien wordt, terwijl hij dus al 6 jaar dood was voordat Hitler geboren werd. Het helpt natuurlijk niet dat der Führer zo'n liefhebber was van Wagners muziek, maar daar kon Wagner zelf niet veel aan doen.
Romantisch kunstenaar. Wat houdt dat ook al weer in? Een componist van mierzoete vioolmuziek die het best tot haar recht komt bij 't kaarslicht dat wordt weerspiegeld in de dromerige blik van je geliefde? Neen. Romantisch omdat Wagner zijn eigen belevingswereld en zijn eigen gevoel compromisloos centraal stelde. Even langdurig als zijn opera's waren, waren ook zijn geschriften en (politieke) pamfletten, en zijn soirees bij hem thuis op huize Wahnfried, waar hij genodigden hele avonden zonder ophouden kon gijzelen met zijn ideeën, ambities, inzichten, meningen en andere varianten van zijn eloquente egomanie. Door iedereen bewonderd, door vrijwel niemand geliefd. Maar je kon het rustig aan de man overlaten om zich daar niets van aan te trekken. Aan 'aardig gevonden worden' had je niks.

Ondertussen 'revolueerde' het opera-genre in zijn handen tot wat hij het 'Gesamtkunstwerk' noemde. Hij visualiseerde én bouwde het 'Festspielhaus' in Bayreuth, waar hij het universum van zijn totaal-kunst met een gerust hart aan kon toevertrouwen. Daar bedacht hij de nu zo gewone 'orkestbak', experimenteerde met de klank en met licht, en waren alle faciliteiten voor zijn veeleisende decors voorhanden. Geen gebeun meer door de door hem zo verfoeide dilettanten in de Noordeuropese theaters, maar alles in eigen hand. Wagner als god van zijn eigen kunst. Passend voor een componist die vrijwel autodidact was, en op zijn 16de vastbesloten was operacomponist te worden, nog voor hij praktisch een noot op papier had gezet.

De kwartieren waar Rossini het over had, zijn natuurlijk veel te weinig om affiniteit te krijgen met de opera's van Wagner. Megalomaan? Jazeker. Maar net zoals het leven zelf geen aaneenschakeling van meezingbare hits en hoogtepunten is, zo is zo'n opera van een uurtje of vier ook een levensreis, zij het in gecomprimeerde toestand. Onderweg trekt de muziek aan je voorbij als een landschap; het ene moment voel je je er in opgenomen, het volgende kwartier bekijk je het meer van een afstand. Maar urenlang vertoeven in die bijzondere intense kolkende muziek die als een wervelwind voor je gemoed heenploegt, dat is toch wel heel bijzonder. Gewoon eens doen, zou mijn advies zijn. In het ergste geval kost het je een avond die je anders aan een andere vorm van vermaak had besteed. 

Om dan maar meteen een praktische handreiking te doen, in tijden dat de meesten van ons wel een avondje over hebben. Enkele jaren geleden kwam De Nationale Opera met een project even groots als Wagners opera's zelf. Ze brachten in een keer de gehele 'Ring des Nibelungen', of kortweg de 'Ring'. 
De Ring van Wagner is een opera-cyclus van 4 opera's van ieder 4 uur (Das Rheingold, Die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung), die samen een verhaal vertellen. Losjes gebaseerd op middeleeuwse Duitse en Noorse heldensagen, vertelt het in vier delen de strijd om de Ring, en dus de macht (nu weten we ook waar Tolkien de mosterd haalde!) tussen oppergod Wodan en de dwerg Alberich, die uiteindelijk uitmondt in de ondergang van het godenrijk. 

Pierre Audi, artistiek leider en directeur van De Nationale Opera & Ballet, heeft al veel bijzondere producties op zijn naam gezet. De Ring is een van zijn laatste ondernemingen geweest voor hij afscheid nam van ons nationale operabedrijf.
Tot nu toe kon je de Ring alleen maar bestellen op prijzige DVD's, maar sinds vorige week zijn ze op YouTube te vinden, al weet ik niet of ze daar lang blijven. Ik download ze maar voor de zekerheid. Op het moment van schrijven moet de laatste opera (Götterdämmerung) nog verschijnen, maar dat komt vanzelf.
Ze zijn Nederlands ondertiteld; geen garantie voor volledig begrip van het hele verhaal en alle mystieke en symbolische implicaties, zodat het kan geen kwaad kan er wat omheen te lezen. Of... neem gewoon die duik! Je komt gegarandeerd weer boven, en misschien heb je dan wel iets heel erg moois meegemaakt.

Das Rheingold:

Die Walküre:

Siegfried:

Götterdämmerung:

Tot morgen!

zaterdag 23 mei 2020

Weather Report

Voor het snelle nieuws wend ik me wel eens tot de app van nu.nl die ik op mijn iPhone heb geïnstalleerd. Maandenlang werden de koppen gedomineerd door het coronanieuws, maar zo langzamerhand glipt er wel eens wat andere wetenswaardigheden tussen. Een vliegtuigcrash of iets over de toeslagenaffaire. Of, zomaar, de melding dat we dit weekend met wisselvallig weer te maken hebben. Een blik naar buiten levert dezelfde constatering op, maar dan weet je nog niet hoe het verdere verloop zal zijn, dus daar bewijst een dergelijke artikel toch weer haar nut. 

De gewonigheid van het weerbericht zette in 1970 pianist Joe Zawinul en saxofonist Wayne Shorter er toe aan hun nieuw op te richten band 'Weather Report' te dopen. Ze speelden ook nog met de namen 'Daily News' of 'Audience', maar ze hoopten met het algemene neutrale 'Weather Report' een plek in een nog nauwelijks bestaand genre te krijgen, namelijk dat van de jazz-fusion.
De oorspronkelijke line-up bestond naast Zawinul en Shorter met name uit de Tsjechische bassist Miroslav Vitouš en Alphonse Mouzon op drums. In hun 16 jarig bestaan zouden er zo'n 30 muzikanten deel uitmaken, dus het verloop was groot. Alleen Zawinul en Shorter zouden de rotsvaste constanten blijven.

De van origine Oostenrijkse Zawinul begon op de accordeon, maar ging naar het Weens conservatorium en bekwaamde zich op de piano, keyboards, klarinet, viool een gitaar. Eind jaren '60 was hij als muzikant en componist betrokken bij 'Bitches Brew', het pioniersproject van Miles Davis waarmee de fusion als muziekstijl gekickstart werd. 
Ook de Amerikaanse Wayne Shorter was een bekende van Davis en zijn avant-garde, maar stamde tevens uit de bop-school van Horace Silver, en van Art Blakey & the Jazz Messengers. 
Miroslav Vitouš was een piepjonge bassist die het Friedrich Guldaconcours in Wenen won, waar Zawinul in de jury zat. Muzikaal konden ze wel wat met elkaar, en zo besloten ze een groep op te richten. Nouja... groep... het begon meer als een open collectief, waar gelijkwaardigheid en intuïtief samenspel de basis moest zijn van de muziek die improviserenderwijs tot stand moest komen. Dat lukte heel aardig eerste paar jaar, zoals te horen is op het gelijknamige eerste album, en op de impressie van een concert in 1971. 


Maar in de loop van de tijd nam Zawinul steeds meer het heft in handen, wierp zich op als bandleider, en masseerde de composities steeds meer in de richting van muziek die toegankelijker was; meer popmuziek dus. En trok daarom ook muzikanten aan die zich daarin thuis voelden. Hardcore Weather Reportfans hadden daar moeite mee, maarja, dat hoort bij veranderingen.

Een heel aantal namen maakte dus in de loop van het bestaan van de band deel uit van de Weather Report, en allemaal bepaalden ze mede het geluid van de platen die ze opnamen.
De legendarische bassist (en saxofonist, drummer en pianist) Jaco Pastorius wil ik niet onbesproken laten. Allereerst vanwege zijn fantastische spel en eindeloze improvisaties die hij als een soort danser op het podium uitvoerde. Hij had zichzelf de band in gepraat door na een concert backstage te sneaken, en te zeggen: "Ik ben John Francis Pastorius III, en ik ben de beste bassist ter wereld." Dat werkte dus.
Hij sloopte zelf ooit de 'frets' (de stalen dwarsleggertjes op de hals) van zijn elektrische bas, om zo een zangerige toon en glissandi te kunnen maken, en dat zou ook zijn spel gaan typeren. Pastorius was niet erg voorzichtig met het instrument, maar later werd het gerepareerd (inclusief het terugplaatsen van de frets), waarop het kort daarna gestolen werd toen hij het instrument onbeheerd in het park achterliet. In 2006 werd de bas teruggevonden in een gitaarwinkel, maar de eigenaar wilde het niet teruggeven aan de erven van Pastorius, ondanks de inspanningen van een hele stoet advocaten. Met de hulp van Metallica-bassist en Pastorius-bewonderaar Robert Trujillo kwam het instrument toch weer in handen van de familie. 
Pastorius overleed in 1987 op 35-jarige leeftijd, nadat hij in coma geslagen was door de uitsmijter van een club. Nou stond Pastorius bekend om zijn provocatieve gedrag, en aan de fatale klap ging een woordenwisseling en wat onnodige vernieling vooraf. Zonder te willen vergoelijken moet toch vermeld worden dat de bassist sowieso een nogal ehm... ingewikkeld persoon was. Zwervend en vaak dakloos, uiterst onberekenbaar en zelfdestructief, met de neiging ruzie te zoeken en zich vervolgens in elkaar te laten slaan. Dat is hem dus fataal geworden, helaas.
Maar in zijn korte carrière is hij in staat geweest de rol van de bas in de muziek te herdefiniëren. Vele bassisten bouwden voort op zijn spel, en velen noemen hem als één van de belangrijke inspiraties.
Hier zie je hem met een van de bekende nummers van de Weather Report: Birdland.


Tot morgen!

vrijdag 22 mei 2020

Sailin' Shoes

Vandaag een uitstapje naar de krochten van Lowell George. Omdat het mei is. George (1945-1979) was een zanger/gitarist/producer die het bekendst werd als aanvoerder van Little Feat. Na een paar bandjes in zijn jeugdjaren kwam George in 1968 terecht bij Frank Zappa en zijn Mothers, waar hij bleef tot de eerste breuk (in 1969) waarbij er, volgens hem, in deze versie, '“werd besloten dat ik moest vertrekken en een band moest beginnen” met wederzijdse instemming'. Het nummer van vandaag is dus van George en staat op de gelijknamige 2e lp van Little Feat “Sailin’ Shoes”. 


Ze spelen het met de handrem erop alsof ze nog niet weten wat ze er precies mee aanmoeten. Dat is al anders in deze duo-opname uit 1974 die beter loopt. Het aansluitende 2e nummer is ‘Willin’, de reden, volgens een andere versie, van het vertrek van George bij Zappa omdat het over drugs gaat: “give me weeds, whites and wine”. Naast LF deed Lowell regelmatig sessie werk bij mensen als John Cale en Jackson Brown. In 1978 zinspeelde George op een vertrek bij LF omdat hij niet gelukkig was met de afslag richting jazz-rock die de band aan het nemen was. Hij begon aan zijn eerste solo-lp, uit 1979, “Thanks I’ll Eat It Here”, een titel met een grote voorspellende waarde. Volgens mede-bandlid Fred Tackett overleed George, die toen 140 kilo woog, 2 á 3 dagen nadat de band pizza’s gehaald had; de bandleden aten met 2 man 1 pizza met alleen kaas, terwijl George 1 pizza met alles erop en eraan in z’n eentje wegwerkte. 
Tackett: So, when people ask me, 'What really killed Lowell?' I say, 'It was a pizza on the New Jersey Turnpike.


De volgende versie is van Van Dyke Parks, een eigengereide zanger/toetsenist/arrangeur /componist/producer en acteur. Hij werd geboren in 1943, had zijn eerste tv-rol in 1953, speelde naast Grace Kelly en Alec Guinness in "The Swan” in 1956 en had na de jaren ‘50 nog vaker rolletjes in film of op tv (1990 "Twin Peaks”). Dit om aan te geven dat bij Van alles door elkaar loopt. Hij studeerde van ’60 tot ’63 bij Aaron Copland, slaat diverse keren een aanbod af om bij een groep te komen spelen (The Byrds, CSN&Y), speelt wel even bij Zappa, maar is daar snel weg omdat hij niet wilde dat men naar hem schreeuwde en werkte gedurende zijn carrière wél met o.a. Brian Wilson (véél Brian Wilson), Randy Newman en Ry Cooder. Ook schrijft hij muziek voor films als “The Two Jakes” en “The Brave Little Toaster”. Alles op zijn eigen manier. Van zijn 2e lp “Discover America” uit 1972:


Dan naar Stevie Ray Vaughan. Fantastisch gitarist, maar voor mij, bij tijden, toch iets teveel van het goede. Van jongs af aan is Stevie geïnteresseerd in de blues (ik voel weer nieuwe serie aankomen) en die kan hij spelen ook. Hij maakt vier cd’s voordat hij 1990 op 35-jarige leeftijd om het leven komt door een helikopterongeluk. Stevie doet ook nog andere klussen o.a. met Jackson Browne en hij speelt solo-gitaar op David Bowie’s “Let’s Dance”, inclusief ‘China Girl’. Stevie begon op z’n 6e stiekem te drinken. Later ging dat niet meer zo stiekem en werkte hij ook nog een heel scala aan illegale substanties af voordat hij bij zijn favoriete duo, alcohol en cocaïne, uitkwam. Hij gebruikte 1L whiskey en 7 gr. cocaïne per dag en tijdens een tournee in Duitsland in 1986 werd hij ziek door uitdroging, waardoor hij bijna stierf. In Londen begon hij aansluitend aan een ontwenningskuur nadat het hoofd van de kliniek hem had verteld dat hij nog een maand te leven had. Hij kwam van zijn verslavingen af en kon gelukkig doorgaan met zijn muziek. Hier met vrienden zoals (daar zijn we weer) Van Dyke Parks (in snor en bretels) en David Sanborn (en is dat een Robert Palmer lookalike op de achtergrond, achter een keyboard?):


En nu de werkelijke reden voor dit vijfluik: Robert Palmer (1949-2003), hier waarschijnlijk het meest bekend vanwege ‘Bad Case of Lovin’ You’ en ‘Addicted to Love’. Palmer is verantwoordelijk voor de nodige leuke muziekjes gedurende zijn 30-jarige carrière. Net als Paul Simon haalde Palmer zijn inspiratie vaak uit wat nu wereldmuziek heet en mixt hij diverse stijlen op diverse tijdstippen in zijn loopbaan. Na zijn tijd bij Vinegar Joe (met Elkie Brooks (van ‘Pearl’s a Singer’)) brengt Palmer in 1974 zijn eerste solo-lp uit met daarop het zeer verteerbare drieluik 'Sailin’ Shoes’/'Hey Julia’/'Sneakin Sally through the Alley’. Het album is zwaar beïnvloed door Little Feat en The Meters. Niet verwonderlijk als je weet dat The Meters en Lowell George in de meeste nummers meespelen.

Hoorwurm